ECLI:NL:GHARL:2020:5279

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
21-000903-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake medeplegen van poging tot afpersing in overval op restaurant

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot afpersing, waarbij hij betrokken was bij een overval op een Chinees restaurant. De rechtbank had de verdachte op 7 februari 2019 een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 23 juni 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd. De advocaat-generaal heeft verzocht om bevestiging van de eerdere veroordeling. Het hof heeft de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap, gehoord, maar heeft geconcludeerd dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. De bijdrage van de verdachte aan het delict werd als voldoende gewichtig beschouwd om hem als medepleger aan te merken. Het hof heeft de verweren van de verdachte, waaronder het beroep op vrijwillige terugtred, verworpen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met enkele aanvullingen en verbeteringen van de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn uitgebreid besproken, waarbij verklaringen van de verdachte en getuigen zijn geanalyseerd. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen en heeft de eerdere beslissing van de rechtbank in stand gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. W. Foppen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2020.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000903-19
Uitspraak d.d.: 7 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2019 met parketnummer 18-730207-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling ter zake van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden gesteld:
  • meldplicht;
  • inzage geven in financiën;
  • meewerken aan een training/behandeling en beschermd/begeleid wonen,
een en ander voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 7 februari 2019 de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde, te weten het medeplegen van een poging tot afpersing, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de rechtbank diverse bijzondere voorwaarden gesteld.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. De verweren die in hoger beroep zijn gevoerd, zijn in de kern gelijk aan die in eerste aanleg naar voren zijn gebracht. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het verweer omtrent het ten laste gelegde medeplegen terecht en op goede gronden heeft verworpen. Het oordeel van de rechtbank dat de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht is om hem als medepleger te kunnen aanmerken, is juist. Voor het overige worden de verweren strekkende tot vrijspraak van verdachte weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen zoals deze in het vonnis zijn uitgewerkt en zoals die hierna zijn aangevuld en/of verbeterd. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten slotte is ook het beroep op vrijwillige terugtred door de rechtbank terecht en op juiste gronden verworpen.
Gezien het voorgaande zal het vonnis worden bevestigd, met dien verstande dat het hof de gebezigde bewijsmiddelen op onderdelen zal aanvullen en verbeteren.

Aanvulling en verbetering bewijsmiddelen:

De bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn opgenomen worden als volgt aangevuld en/of verbeterd:
Bewijsmiddel 1:
In plaats van de onder 1 opgenomen verklaring van verdachte, die niet op die wijze terug te vinden is in het proces-verbaal van de terechtzitting, neemt het hof als bewijsmiddel op:
1. De door verdachte ter zitting van 24 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 1 juli 2018 ben ik in [plaats] naar het [naam bedrijf] gegaan. Ik zou kijken of er mensen binnen waren en dit telefonisch doorgeven aan [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ). Hij zou dan een overval op dat restaurant plegen.
[medeverdachte 1] gaf aan dat ik bij het [naam bedrijf] naar binnen moest gaan en moest kijken of het veilig was. Ik moest een smoes verzinnen en als het restaurant leeg was moest ik dat telefonisch aan [medeverdachte 1] doorgeven. Toen ik het restaurant binnenkwam zag ik die mevrouw. Het ging om een reservering van de voetbal van 20 man. Na ongeveer 20 seconden kwam [medeverdachte 1] binnen. [medeverdachte 1] had een tas met daarin een mes bij zich. Hij riep ‘geld, geld’ tegen die mevrouw. Ze schreeuwde heel hard en ging naar achteren. Later kwam de politie. Op dat moment maakte ik de keuze niet de waarheid te vertellen.
Bewijsmiddel 2:
Het hof schrapt de zinnen: “Ik zag toen dat [medeverdachte 1] naast mij stond. [medeverdachte 1] stond een meter of drie à vier van de vrouw af. De vrouw stond aan de andere kant van de balie waar [medeverdachte 1] en ik voor stonden” en: “V: In hoeverre wist [medeverdachte 2] van jouw taak? A: Die was daar bij toen het besproken werd”.
Bewijsmiddel 6:
Het hof voegt aan dit bewijsmiddel toe:
p. 182 van het dossier:
V: Vorige week zijn er in het onderzoek nog twee getuigen gehoord, [naam getuige 1] en [naam getuige 2] (het hof begrijpt: [naam getuige 2] ), het zusje van [verdachte] . [naam getuige 2] heeft mij een foto geappt waarop een mes is te zien dat in de kofferbak van de blauwe Toyota Aygo lag. Wat kun je over dit mes vertellen?
A: Het mes op de foto die u mij toont is van [verdachte] en komt uit de woning van [verdachte] in [plaats] . Dit mes is gebruikt bij de overval op het [naam bedrijf] in [plaats] .
O: Ik toonde verdachte een foto met daarop wat kleding en een mes.
V: Wat kun je vertellen over de kleding die op de foto staat?
A: De kleding op de foto is van [verdachte] . Op de foto is een zwarte joggingsbroek te zien en een gedeelte van een sportschoen. Zowel de broek alsmede de schoenen heb ik gedragen tijdens de overval.
p. 183 van het dossier:
Hierna hebben we [medeverdachte 2] opgehaald omdat we haar wilden gaan gebruiken als chauffeur. We hebben toen [medeverdachte 2] en [naam getuige 1] opgehaald bij hun werk en hebben op de parkeerplaats bij de Jumbo in [plaats] wat gerookt. Ik heb daar met [verdachte] afspraken gemaakt over de rolverdeling tijdens de overval.
Bewijsmiddel 7:
In plaats van de onder 7 opgenomen verklaring van getuige [medeverdachte 1] , die niet op die wijze terug te vinden is in het proces-verbaal van de terechtzitting, neemt het hof als bewijsmiddel op:
7. De door de getuige [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] te [plaats] , ter zitting van 24 januari 2009 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[verdachte] en ik waren speciaal naar het huis van [verdachte] gereden om kleding op te halen voor een overval. De gymzaalschoenen, zwarte trainingsbroek en een soort vest lagen in [verdachte] zijn kamer. Het mes kwam van een stelling uit de schuur. We hebben de spullen in een plastic tas gedaan. We hadden besproken dat het handig was om een mes mee te nemen.
Bewijsmiddel 8:
Het hof voegt als bewijsmiddel 8 aan de bewijsmiddelen toe:
8. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 september 2018, p. 67 e.v. van het dossier, voor zover inhoudende, als verklaring van [naam getuige 2] :
V: Eergisteren hebben we telefonisch contact gehad en heb jij mij op het verzoek een foto via Whatsapp gestuurd. Wat kun je over deze foto vertellen?
A: Ik heb deze foto gemaakt op vrijdag 6 juli 2018, omstreeks 19:20 uur. De goederen, dus de kleding en het mes, lagen in de kofferbak van de auto van mijn moeder, een blauwe Toyota Aygo. De sportschoen die u op de toegestuurde foto ziet is van [verdachte] en de zwarte trainingsbroek ook.
Aanvullende overweging hof: de foto die als bijlage bij het onder 8 genoemde proces-verbaal is gevoegd (p. 70), is gelijk aan de foto die als bijlage bij het onder 6 opgenomen proces-verbaal is gevoegd, en die derhalve tijdens het verhoor aan medeverdachte [medeverdachte 1] getoond is (p. 185).

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 7 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen en mr. Pennink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.