In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1960, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van twee broden bij een filiaal van een winkelbedrijf. De politierechter had een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro opgelegd, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting op 23 juni 2020 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd om de verdachte opnieuw te veroordelen tot een geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van de politierechter vernietigd moest worden, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2016 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening twee broden heeft weggenomen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte de goederen aan de macht van de rechthebbende heeft onttrokken, wat leidt tot een voltooide diefstal. De verdachte is niet verschenen tijdens de zittingen, en er zijn geen omstandigheden gebleken die haar strafbaarheid zouden uitsluiten. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft het hof de geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen hechtenis, passend geacht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot deze straf en het vonnis van de politierechter vernietigd.