ECLI:NL:GHARL:2020:5277

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
21-007178-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met onvoorwaardelijke geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1960, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal van twee broden bij een filiaal van een winkelbedrijf. De politierechter had een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro opgelegd, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 23 juni 2020 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal heeft gevorderd om de verdachte opnieuw te veroordelen tot een geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van de politierechter vernietigd moest worden, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 29 oktober 2016 met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening twee broden heeft weggenomen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte de goederen aan de macht van de rechthebbende heeft onttrokken, wat leidt tot een voltooide diefstal. De verdachte is niet verschenen tijdens de zittingen, en er zijn geen omstandigheden gebleken die haar strafbaarheid zouden uitsluiten. Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, heeft het hof de geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen hechtenis, passend geacht. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot deze straf en het vonnis van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007178-18
Uitspraak d.d.: 7 juli 2020
VERSTEK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 juni 2017 met parketnummer 18-220892-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte ter zake van winkeldiefstal veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro, subsidiair vier dagen vervangende hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 29 oktober 2016 te [plaats] , [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte heeft bij de politie ontkend de broden te hebben willen stelen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte zonder de broden te betalen, de winkel heeft verlaten. Toen verdachte buiten door een medewerker werd aangesproken bleek dat zij de broden onder haar jas gestopt had.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging van verdachte concludeert het hof dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Door voornoemd handelen heeft verdachte de goederen aan de macht en heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Aldus is sprake van een voltooide diefstal.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 29 oktober 2016 te [plaats] , [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee broden, toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 29 oktober 2016 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van twee broden bij een filiaal van de [naam bedrijf] in [plaats] . Door het plegen van dit feit heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Winkeldiefstal is een hinderlijk feit dat voor overlast zorgt, waaronder de nodige financiële schade voor de betrokken winkelketen.
Uit een verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 mei 2020 blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van winkeldiefstal is veroordeeld. De LOVS-oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt bij een eenvoudige winkeldiefstal een onvoorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro.
Over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is weinig bekend, nu verdachte noch in eerste aanleg, noch bij het hof is verschenen.
Alles afwegende, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde oplegging van een geldboete van tweehonderd euro, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 7 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. W. Foppen en mr. E. Pennink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.