ECLI:NL:GHARL:2020:5096

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
2 juli 2020
Zaaknummer
19/00738
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete na emigratie naar Spanje

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete zijn opgelegd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 11 december 2017 tot en met 10 maart 2018. Belanghebbende, die in 2017 naar Spanje is geëmigreerd, heeft de auto naar Spanje meegenomen en heeft de verschuldigde belasting niet tijdig betaald. De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft vastgesteld dat belanghebbende verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van de motorrijtuigenbelasting, ook al verbleef hij in het buitenland. De rechtbank had de naheffingsaanslag en de verzuimboete bevestigd. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was, maar dat het bedrag moest worden verminderd tot € 280, omdat de auto per 16 februari 2018 in het Spaanse kentekenregister was ingeschreven. De verzuimboete van € 52 werd ook bevestigd, omdat belanghebbende niet tijdig had betaald.

De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd, en het Hof heeft de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 30 juni 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 19/00738
uitspraakdatum: 30 juni 2020
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z] (Spanje)(hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 mei 2019, nummer AWB 18/4969, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 11 december 2017 tot en met 10 maart 2018 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd. Tegelijk hiermee is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft de daartegen gerichte bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een nader stuk ingediend, voorzien van een zestal bijlagen. De Inspecteur heeft hierop gereageerd. Belanghebbende heeft naar aanleiding daarvan nogmaals een nader stuk ingediend, voorzien van een bijlage.
1.6.
Het Hof heeft partijen per aangetekende brief gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Daarin is aangegeven dat zij niet op de brief hoeven te reageren als wordt ingestemd met een afdoening zonder een mondelinge behandeling. Onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat beide partijen deze brief hebben ontvangen. Partijen hebben niet op de brief gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is blijkens het Nederlandse kentekenregister sinds 30 juli 2015 houder van een bestelauto van het merk Opel, type Vivaro, 2.5 CDTI, met kenteken [0-YYY-00] (hierna: de auto).
2.2.
Belanghebbende is in 2017 naar Spanje geëmigreerd en heeft de auto naar Spanje meegenomen.
2.3.
Met dagtekening 4 januari 2018 is aan belanghebbende ter zake van de auto een rekening motorrijtuigenbelasting gezonden voor het tijdvak 11 december 2017 tot en met 10 maart 2018. Belanghebbende heeft de verschuldigde belasting niet tijdig, te weten vóór de uiterste betaaldatum van 15 februari 2018, betaald.
2.4.
De Inspecteur heeft met dagtekening 3 april 2018 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd over het tijdvak 11 december 2017 tot en met 10 maart 2018 tot een bedrag van € 376. Daarbij is tevens een verzuimboete opgelegd van € 52.
2.5.
De Inspecteur heeft de daartegen gerichte bezwaren ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2.6.
Bij zijn brief van 9 oktober 2019 (de reactie op het verweerschrift van de Inspecteur in hoger beroep) heeft belanghebbende een zestal bijlagen gevoegd, waaruit onder meer is af te leiden dat de auto per 16 februari 2018 in het Spaanse kentekenregister is ingeschreven op naam van belanghebbende. Tot die bijlagen behoort tevens een brief waarin het volgende is opgenomen:
“Aan: RDW.
Postbus 30000
9640 RA VEENDAM
Amsterdam, 25 juni 2017
Betreft: voertuig [0-YYY-00]
Geachte mevrouw/heer,
In verband met mijn definitief vertrek naar mijn vaderland, verzoek ik u vriendelijk
De registratie van mijn voertuig zoals bovenvermeld, uit uw bestand te willen verwijderen.
Voorts kan ik u mededelen dat mijn voertuig reeds in Spanje is verzekerd en, mutatis mutandis,
en voorzien van de documenten die in Spanje ook verplicht zijn.
Ik dank u voor de door u te nemen inspanningen en teken,
Met vriendelijke groet en hoogachting,
[X]
[a-straat 1] [A] .”
2.7.
De Inspecteur heeft de in 2.6 bedoelde brief en de daarbij gevoegde bijlagen voorgelegd aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW). Een medewerker van de RDW heeft in een e-mail van 1 november 2019 de Inspecteur het volgende bericht gestuurd:
“Na navraag binnen de RDW kan ik u mededelen dat er geen eerder verzoek bij de RDW is binnengekomen met betrekking tot de beëindiging van de registratie van het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] in het Nederlandse kentekenregister.
Op basis van de stukken die u heeft meegestuurd is de registratie van het voertuig met het [0-YYY-00] in Nederland beëindigd. Het voertuig heeft sinds 01-11-2019 de status export gekregen. Per deze datum is dan ook de aansprakelijkheid over het voertuig in Nederland beëindigd.”
2.8.
In de inschrijving van de auto in het Spaanse kentekenregister op 16 februari 2018 heeft de Inspecteur aanleiding gezien het tijdvak van de naheffingsaanslag te beperken tot 16 februari 2018 en de naheffingsaanslag te verminderen met € 96 tot € 280.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Voorts is de verzuimboete in geschil.

4.Beoordeling van het geschil

Naheffingsaanslag
4.1.
Op grond van artikel 1 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet Mrb) wordt onder de naam motorrijtuigenbelasting een belasting geheven ter zake van het houden van (onder meer) een bestelauto. In artikel 6 van de Wet Mrb is bepaald dat motorrijtuigenbelasting wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houdt. Ingevolge artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet Mrb wordt een motorrijtuig gehouden door degene op wiens naam het motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister.
4.2.
De motorrijtuigenbelasting moet op aangifte worden voldaan (artikel 14 van de Wet Mrb). De aanvraag tot tenaamstelling dan wel tot wijziging van die tenaamstelling wordt aangemerkt als het doen van aangifte. De aangifte geldt, zolang het motorrijtuig niet van houder wisselt, voor alle tijdvakken waarin het motorrijtuig wordt gehouden (artikel 17, eerste lid, van de Wet Mrb).
4.3.
De motorrijtuigenbelasting moet ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wet Mrb zijn betaald bij de aanvang van het tijdvak. Belanghebbende is verantwoordelijk voor tijdige betaling van de belasting en dient de verschuldigde belasting uit eigen beweging te voldoen. Als service zendt de Belastingdienst een rekening, vergezeld van een acceptgiro. Op de rekening vermeldt de Inspecteur een uiterste betaaldatum. Deze datum kan liggen na de datum van aanvang van het tijdvak. De rekening vormt slechts een mededeling aan belanghebbende van de omvang van de verschuldigde belasting volgens de door belanghebbende gedane aangifte.
4.4.
Niet in geschil is dat de auto in het onderhavige tijdvak op naam van belanghebbende heeft ingeschreven gestaan in het Nederlandse kentekenregister. Voorts staat vast dat de aan hem toegezonden rekening motorrijtuigenbelasting niet voor de uiterste betaaldatum van 15 februari 2018 is betaald. Er is daarom sprake van een betalingsverzuim. Belanghebbende blijft zelf verantwoordelijk voor de tijdige voldoening van op aangifte verschuldigde belasting. Dat belanghebbende ten tijde van het versturen van de rekening niet in Nederland verbleef, is daarom in zoverre niet relevant.
4.5.
Voor zover belanghebbende met de in 2.6 geciteerde brief aan de RDW het standpunt heeft willen innemen dat de auto reeds vóór het onderhavige tijdvak uit het Nederlandse kentekenregister had moeten zijn verwijderd en de naheffingsaanslag daarom geheel dient te worden vernietigd, volgt het Hof hem hierin niet. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het (tijdig en juist) doorgeven van wijzigingen betreffende de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister. Indien wijzigingen daarin niet, niet tijdig of onjuist worden verwerkt, dient belanghebbende daarover (nader) in contact te treden met de RDW (als beheerder van het Nederlandse kentekenregister). Belanghebbende had bij raadpleging van het Nederlandse kentekenregister eenvoudig kunnen constateren dat, ondanks de hiervoor bedoelde brief, de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister nog niet was beëindigd. Wanneer hij hierover contact zou hebben gezocht met de RDW, zou hem duidelijk zijn geworden dat die brief de RDW niet had bereikt en dat de registratie van de auto in Nederland nog doorliep. Voor het heffen van motorrijtuigenbelasting kan en mag de Inspecteur ervan uitgaan dat in het kentekenregister de juiste gegevens zijn vermeld. Volgens die gegevens stond de auto het gehele tijdvak op naam van belanghebbende ingeschreven in het Nederlandse kentekenregister, op grond waarvan belanghebbende ook voor het onderhavige tijdvak in de heffing van motorrijtuigenbelasting is betrokken.
4.6.
De Inspecteur heeft evenwel in de inschrijving van de auto in het Spaanse kentekenregister op 16 februari 2018 aanleiding gezien het tijdvak van naheffing nader vast te stellen op 11 december 2017 tot en met 15 februari 2018. Het Hof zal de Inspecteur daarin volgen en de naheffingsaanslag verminderen tot € 280.
Verzuimboete
4.7.
De Inspecteur heeft de verzuimboete gebaseerd op artikel 67c, eerste lid, van de AWR. Hierin is bepaald dat indien de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige de belasting welke op aangifte moet worden voldaan of afgedragen niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, dit een verzuim vormt ter zake waarvan de Inspecteur een bestuurlijke boete van ten hoogste € 5.278 kan opleggen.
4.8.
Vaststaat dat belanghebbende in een eerder tijdvak de verschuldigde motorrijtuigenbelasting ook te laat heeft betaald. In deze procedure gaat het derhalve om een tweede verzuim. De Inspecteur heeft de boete met inachtneming van paragraaf 33, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst vastgesteld op € 52.
4.9.
Bij het opleggen van verzuimboeten wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid, met dien verstande dat bij afwezigheid van alle schuld (avas) het opleggen van een verzuimboete achterwege behoort te blijven. Op belanghebbende rust de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die leiden tot de conclusie dat sprake is van avas. De omstandigheid dat belanghebbende in het buitenland verbleef is onvoldoende voor die conclusie. Belanghebbende is en blijft zelf verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de motorrijtuigenbelasting zolang de auto op zijn naam is gesteld in het Nederlandse kentekenregister.
4.10.
Het Hof is dan ook van oordeel dat aan belanghebbende terecht een verzuimboete is opgelegd en acht gelet op alle feiten en omstandigheden de boete passend en geboden. Voor zover belanghebbende heeft willen aanvoeren dat zijn financiële omstandigheden aanleiding geven om de verzuimboete te verlagen, is dit onvoldoende onderbouwd.
SlotsomGelet op het in 4.6 overwogene is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor het beroep en het hoger beroep te vergoeden.
Zo al aanleiding zou bestaan de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende, dan is niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten voor rechtsbijstand heeft gemaakt, aangezien de gemachtigde van belanghebbende heeft verklaard de werkzaamheden onbezoldigd te hebben verricht. Ook van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is het Hof niet gebleken.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover het de naheffingsaanslag betreft,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep tegen de naheffingsaanslag gegrond,
– vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur ter zake van de naheffingsaanslag,
– vermindert de naheffingsaanslag tot € 280,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 46 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 128 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, mr. I. Linssen en mr. T. Tanghe, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2020.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De voorzitter,
(V.F.R. Woeltjes)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 juni 2020.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.