ECLI:NL:GHARL:2020:5091

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
21-000036-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak met betrekking tot betrouwbaarheid van verklaringen van aangeefsters en kinderpornografisch materiaal

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 1 juli 2020 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1980, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. Tijdens de zittingen op 10 januari 2019 en 17 juni 2020 is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof heeft besloten om het onderzoek te heropenen en een deskundige op het gebied van rechtspsychologie te benoemen. Deze deskundige moet inzicht geven in de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters, die in de zaak betrokken zijn.

Het hof heeft ook de advocaat-generaal opgedragen om nadere informatie te verstrekken over een suggestie in het procesdossier dat er in een andere strafzaak kinderporno bij de verdachte is aangetroffen. Dit aspect is van belang voor de beoordeling van de zaak. Het hof heeft vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden, waaronder de mogelijkheid van pseudo-herinneringen en de invloed van suggestie op de verklaringen van de aangeefsters.

De beslissing van het hof houdt in dat het onderzoek wordt heropend en dat de stukken in handen worden gesteld van de raadsheer-commissaris, die verantwoordelijk is voor de verdere behandeling van de zaak. De zaak wordt aangehouden voor onbepaalde tijd, met de opdracht om de verdachte en de betrokken partijen op de hoogte te stellen van de voortgang.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000036-18
Uitspraak d.d.: 1 juli 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 december 2017 met parketnummer 18-830269-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats], [woonadres].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 januari 2019, 17 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, behoudens voor zover het betreft de vorderingen van de benadeelde partijen. Ten aanzien daarvan vordert de advocaat-generaal alsnog volledig toewijzing met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.S. Wachters, naar voren is gebracht.

Heropening van het onderzoek

Benoeming deskundige
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, aangezien het hof het wenselijk acht dat door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, een deskundige op het gebied van de rechtspsychologie wordt benoemd. Deze zou, in lijn met het ter terechtzitting van dit hof gedane verzoek van de raadsvrouw, een oordeel kunnen geven over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . In het kader van een onderzoek naar de betrouwbaarheid van deze verklaringen, acht het hof het wenselijk om antwoord te krijgen op (onder meer) de volgende vragen:
  • Is het waarschijnlijk dat sprake is van pseudo-herinneringen?
  • Is het waarschijnlijk dat aangeefsters (onder invloed van suggestie of beïnvloeding uit andere bronnen) ten onrechte gebeurtenissen toeschrijven aan verdachte?
  • Is het waarschijnlijk dat sprake is van het vermenging van herinneringen; dit gelet op het tijdsverloop en de jonge leeftijd van de aangeefsters ten tijde van het tenlastegelegde?
  • Is het waarschijnlijk dat aangeefsters op gedetailleerde wijze kunnen verklaren over het tenlastegelegde; dit gelet op het tijdsverloop en de jonge leeftijd van de aangeefsters ten tijde van het tenlastegelegde?
Teneinde bovenstaande vragen beantwoord te krijgen verwijst het hof de zaak naar de raadsheer-commissaris teneinde een deskundige te benoemen op het gebied van de rechtspsychologie en voorts de onderzoekshandelingen te (laten) verrichten die hem/haar geraden voorkomen.
Voorts overweegt het hof dat de raadsheer-commissaris gehouden is om - naast de in dit tussenarrest geformuleerde vragen - alle vragen te stellen die de raadsheer-commissaris geraden voor komen, en naar aanleiding van zijn/haar bevindingen alle onderzoekshandelingen te verrichten die hem/haar dienstig voor komen.
Gelet op het voorgaande, heropent het hof het onderzoek en stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris teneinde het voorgaande te realiseren.
Informatie kinderpornografisch materiaal
In zijn verklaring bij de politie van 24 maart 2016 verklaart [naam] op pagina 84 van het politieproces-verbaal dat er in 2015 een hennepkwekerij bij verdachte is opgerold. Dit aspect van [naam] verklaring vindt bevestiging c.q. lijkt bevestiging te vinden in het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte waar melding wordt gemaakt van een (niet onherroepelijk) vonnis van de politierechter d.d. 19 januari 2018 in de zaak met parketnummer 18-125480-16. In het kader van die hennepzaak zou tevens de computer van verdachte inbeslaggenomen zijn, waarop 600 filmpjes betreffende kinderpornografisch materiaal zouden zijn aangetroffen, aldus [naam] . Het dossier in de thans aanhangige zaak geeft geen blijk van verificatie c.q. bevestiging of weerlegging van de juistheid van dit onderdeel van de verklaring van [naam] . Het hof acht het noodzakelijk in het belang van het onderzoek dat, door raadpleging van de justitiële systemen dan wel betrokken ambtenaren, aangaande dit aspect alsnog duidelijkheid wordt verschaft.
Het hof stelt daartoe de stukken in handen van de advocaat-generaal en draagt de advocaat-generaal op om onderzoek te doen naar de bovengenoemde informatie en de daarop betrekking hebbende stukken aan het hof en de verdediging te doen toekomen.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde uitvoering te geven aan bovenstaande onderzoekshandelingen en overigens al hetgeen te doen dat hij/zij dienstig acht uit het oogpunt van waarheidsvinding.
Stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal teneinde de eerder genoemde stukken toe te voegen aan het dossier, waarbij zij opgemerkt dat deze ook dienen te worden verstrekt aan de verdediging.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Houdt de zaak aan voor onbepaalde tijd, met bevel tot oproeping van verdachte tegen de nog nader te bepalen dag en tijdstip waarop de behandeling zal worden voorgezet, en beveelt de kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van verdachte en benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. Janssen, griffier,
en op 1 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.