In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling door de Rechtbank Noord-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 10 december 2018, waarin hij was veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van veertig uren. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 17 juni 2020. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangever. Het hof oordeelde echter dat de gedragingen van de aangever weliswaar als een aanranding konden worden gekwalificeerd, maar dat de verdachte niet gerechtvaardigd was in zijn reactie. Het hof vond dat er geen beletsel was voor de verdachte om het conflict te de-escaleren en dat hij de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden. Het beroep op noodweer werd verworpen. Ondanks de mishandeling van de aangever, die door de verdachte was bewezen verklaard, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen, gezien de specifieke omstandigheden die zich nadien hadden voorgedaan, waaronder de mishandeling van de verdachte door anderen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd.