ECLI:NL:GHARL:2020:5088

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
21-004636-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak in strafzaak

In de ontnemingszaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de betrokkene, geboren in 1971 zonder bekende woon- of verblijfplaats, van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Hierdoor heeft het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De zittingen vonden plaats op 25 januari 2019, 17 juni 2020 en de eerste aanleg. De advocaat-generaal had de vordering tot ontneming afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd door het vonnis van de rechtbank te vernietigen en opnieuw recht te doen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. M.C. Fuhler als voorzitter, en is op 1 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004636-17
Uitspraak d.d.: 1 juli 2020
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 25 augustus 2017 met parketnummer 16-659322-16 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 25 januari 2019, 17 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot afwijzing van de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsman, mr. J. Kleiman, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In de strafzaak waarop de vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd, heeft dit hof op 1 juli 2020 betrokkene [verdachte] van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken. Het hof zal het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D. Janssen, griffier,
en op 1 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van der Horst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.