ECLI:NL:GHARL:2020:5084
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep van brandstichting na gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, wegens brandstichting. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 17 juni 2020, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 24 maanden, met 8 maanden voorwaardelijk, had geëist. De verdachte heeft de brandstichting ontkend en zijn raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de veroordeling.
De tenlastelegging betrof het opzettelijk aansteken van brand in een coniferenhaag op 28 augustus 2016, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aangrenzende woning. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn er sterke aanwijzingen naar voren gekomen dat de verdachte mogelijk betrokken was bij de brand, maar het hof concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te komen. Er zijn verschillende omissies in het onderzoek vastgesteld, zoals het ontbreken van technisch bewijs en het niet veiligstellen van relevante sporen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de overtuiging dat hij de brand heeft gesticht niet wettig en overtuigend kon worden vastgesteld. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.