ECLI:NL:GHARL:2020:5042

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
200.274.409/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de dienstverleningsovereenkomst voor ADL-assistentie tussen Stichting Fokus Exploitatie en een ernstig lichamelijk gehandicapte cliënt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de beëindiging van een dienstverleningsovereenkomst voor ADL-assistentie tussen Stichting Fokus Exploitatie en een ernstig lichamelijk gehandicapte cliënt. De cliënt, die in aanmerking was gekomen voor intensieve zorg op basis van de Wet langdurige zorg, had een overeenkomst met Fokus voor de duur van een jaar. Fokus heeft de overeenkomst per 14 januari 2020 niet verlengd, wat leidde tot een geschil over de vraag of deze overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd was gesloten. De voorzieningenrechter in eerste aanleg oordeelde dat de overeenkomst voor bepaalde tijd was en dat Fokus gewichtige redenen had om de overeenkomst niet te verlengen. De cliënt ging hiertegen in beroep.

In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de overeenkomst inderdaad voor bepaalde tijd was en dat Fokus voldoende redenen had om de dienstverlening te beëindigen. Het hof oordeelt dat de cliënt onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Wel oordeelt het hof dat Fokus een inspanningsverplichting heeft om de cliënt te ondersteunen bij het vinden van een alternatief voor wonen en zorg. Het hof heeft de beslissing van de voorzieningenrechter vernietigd, maar heeft Fokus wel veroordeeld om de dienstverlening voort te zetten tot de cliënt een alternatief heeft gevonden, met een uiterste datum van 1 oktober 2020.

De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt, en de cliënt is veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.274.409/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 170470)
arrest in kort geding van 30 juni 2020
in de zaak van
Stichting Fokus Exploitatie,
gevestigd te Groningen,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Fokus,
advocaat: mr. J.H. Mastenbroek, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.J. Achterveld, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
22 januari 2020 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 19 februari 2020 (met grieven en producties),
- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep (met producties),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
De voorzieningenrechter heeft onder randnummer 2.1 tot en met 2.29 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld. Tegen die feitenvaststelling zijn geen grieven gericht, zodat het hof daar vanuit zal gaan. Aangevuld met wat in hoger beroep is komen vast te staan, luiden de feiten als volgt.
3.2
[geïntimeerde] is ernstig lichamelijk gehandicapt. In verband met zijn medische situatie is hij bij beslissing van het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) van
30 december 2015 in aanmerking gebracht voor een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Uit de beslissing van het CIZ blijkt dat het gaat om beschermd wonen met zeer intensieve zorg, met de nadruk op verzorging/verpleging en met een omvang van zeven etmalen per week, welke voorziening is toegekend voor onbepaalde tijd.
3.3
Fokus is een thuiszorginstelling die assistentie bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) aanbiedt en levert voor mensen met een ernstige lichamelijke handicap. De ADL-assistentie wordt geboden door medewerkers die geen specifieke zorgopleiding hebben genoten en dus geen gediplomeerde zorgverleners zijn.
3.4
[geïntimeerde] en Fokus hebben per 15 januari 2019 een dienstverlenings-overeenkomst gesloten voor de duur van een jaar. De dienstverleningsovereenkomst vormt een geheel met de huurovereenkomst die [geïntimeerde] met de Stichting WoonFriesland (hierna: WoonFriesland) heeft gesloten en die betrekking heeft op een woning aan de [a-straat 1] te [A] . Deze woning betreft een ADL-clusterwoning, die uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van mensen met een ernstige lichamelijke handicap die in en om deze woning ADL-assistentie nodig hebben en deze ontvangen van Fokus.
3.5
Na aanvang van de overeenkomst hebben in de daaropvolgende maanden diverse (evaluatie)gesprekken plaatsgevonden tussen Fokus en [geïntimeerde] , waarvan Fokus dan wel [geïntimeerde] een verslag heeft opgesteld dat door de andere partij van commentaar is voorzien.
3.6
Bij brief van 23 augustus 2019 heeft Fokus aan [geïntimeerde] bericht dat de dienstverleningsovereenkomst per 14 januari 2020 niet zal worden gecontinueerd. Fokus schrijft dat voor een tijdelijke overeenkomst was gekozen omdat twijfel bestond of Fokus wel een geschikte woonomgeving voor [geïntimeerde] zou kunnen leveren, en dat het jaar benut zou worden om te onderzoeken of sprake zou kunnen zijn van een duurzame samenwerkingsrelatie. Fokus verwijst daarbij naar een e-mail van haar aan [geïntimeerde] van 21 november 2018. Volgens Fokus volgt uit de evaluatiegesprekken echter dat sprake is van een uiterst moeizame samenwerkingsrelatie. Verder is sprake van een onveilige en belastende werkomgeving bij [geïntimeerde] en past de zorgvraag van [geïntimeerde] (met ZZP8-indicatie) vanwege de complexiteit daarvan niet bij hetgeen Fokus kan bieden.
In een brief van 14 oktober 2019 heeft Fokus aan [geïntimeerde] bericht dat haar besluit om de overeenkomst niet te verlengen definitief is. Verder zegt in die brief Fokus “namens de directie/raad van bestuur” de overeenkomst voor zover nodig op per 14 januari 2020 “wegens gewichtige redenen zoals bedoeld in de van toepassing zijnde algemene voorwaarden dan wel naar analogie van het bepaalde in artikel 7:460 BW”.
3.7
In de e-mailwisseling tussen [geïntimeerde] en Fokus die hierop is gevolgd heeft [geïntimeerde] zich onder andere op het standpunt gesteld dat tussen partijen sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd en dat er geen grond bestond voor opzegging van deze overeenkomst.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd de nakoming van
de tussen partijen gesloten dienstverleningsovereenkomst op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Fokus in de proceskosten en de nakosten.
4.2
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 22 januari 2020 geoordeeld dat sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd, dat voor Fokus ook gewichtige redenen bestonden om de overeenkomst niet te verlengen, dat de overeenkomst dus is geëindigd op 14 januari 2020, maar dat een belangenafweging met zich brengt om als maatregel, zijnde het mindere van het gevorderde, te bepalen dat Fokus onder de voorwaarden van de per
14 januari 2020 geëindigde dienstverleningsovereenkomst de dienstverlening aan [geïntimeerde] dient voort te zetten, totdat de tussen [geïntimeerde] en Woonfriesland gesloten huurovereenkomst eindigt. Fokus is daar vervolgens toe veroordeeld. De proceskosten zijn gecompenseerd.

5.De vorderingen in hoger beroep

5.1
Fokus vordert in principaal hoger beroep het bestreden vonnis te vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
5.2
[geïntimeerde] vordert in incidenteel hoger beroep een verklaring voor recht dat geen sprake is (geweest) van gewichtige redenen die rechtvaardigen dat Fokus de dienstverleningsovereenkomst opzegt, de veroordeling van Fokus tot voortzetting van de dienstverleningsovereenkomst op straffe van een dwangsom en de veroordeling van Fokus in de proceskosten van beide instanties.

6.De beoordeling van de grieven en de vorderingen

6.1
Fokus is met drie grieven van dit vonnis in principaal hoger beroep gekomen. De grieven I en II zijn gericht tegen de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] . Met grief III komt Fokus op tegen de beslissing tot compensatie van de proceskosten.
6.2
[geïntimeerde] is met vier grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. In grief I keert hij zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de dienstverlenings-overeenkomst dient te worden aangemerkt als een overeenkomst voor bepaalde tijd. Grief II stelt aan de orde of Fokus voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gewichtige redenen voor het niet verlengen dan wel opzeggen van de overeenkomst. Met grief III klaagt [geïntimeerde] over de weigering van de voorzieningenrechter om een dwangsom aan Fokus op te leggen en grief IV heeft betrekking op de beslissing tot compensatie van de proceskosten.
6.3
Fokus en [geïntimeerde] hebben spoedeisend belang bij hun vorderingen.
6.4
In dit kort geding staat de vraag centraal of Fokus de ADL-assistentie die zij aan [geïntimeerde] verleent kan beëindigen. Het hof dient te beoordelen of het aannemelijk is dat de bodemrechter die vraag bevestigend zal beantwoorden en of het gerechtvaardigd is om daarop, zonder verdere bewijslevering waarvoor in deze procedure geen plaats is, vooruit te lopen door het treffen van een voorlopige voorziening.
Kwalificatie dienstverleningsovereenkomst
6.5
[geïntimeerde] stelt dat de overeenkomst die partijen hebben gesloten dient te worden aangemerkt als een overeenkomst voor onbepaalde tijd, en niet van bepaalde tijd zoals de voorzieningenrechter heeft geoordeeld. Hij wijst daartoe op de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen en op artikel 7:460 BW dat er volgens hem aan in de weg staat dat een overeenkomst als de onderhavige voor bepaalde tijd wordt gesloten. Zonder gewichtige redenen kan de ADL-assistentie niet worden beëindigd en van gewichtige redenen is geen sprake, aldus [geïntimeerde] .
6.6
Fokus verweert zich met de stelling dat de overeenkomst die zij met [geïntimeerde] is aangegaan een overeenkomst voor bepaalde tijd is, die van rechtswege is geëindigd. [geïntimeerde] is met dit gegeven reeds vanaf 23 augustus 2019 op de hoogte. Bovendien zijn er zwaarwegende redenen om de ADL-assistentie te beëindigen dan wel niet te continueren.
6.7
Gelet op hetgeen door partijen naar voren is gebracht zal eerst worden beoordeeld of de overeenkomst voldoet aan de wettelijke definitie van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Naar het voorlopig oordeel van het hof is dat niet het geval. De dienstverleningsovereenkomst die Fokus met [geïntimeerde] heeft gesloten, heeft geen betrekking op een geneeskundige behandelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:446 BW. De diensten die door Fokus worden verstrekt zijn niet van medische aard, doch enkel van verzorgende aard, te weten dagelijkse hulp bij algemene levensverrichtingen als wassen en aankleden.
6.8 Artikel 7:446 BW staat dus niet in de weg aan een het sluiten van een overeenkomst voor bepaalde tijd. Andere redenen waarom dit Fokus niet vrij zou staan, zijn gesteld noch gebleken. Fokus kon dus rechtsgeldig een overeenkomst voor bepaalde tijd sluiten met [geïntimeerde] . Dat heeft zij ook gedaan. Dat [geïntimeerde] die overeenkomst onder protest (“o.p.”) heeft ondertekend doet er niet aan af dat hij heeft getekend voor een overeenkomst voor bepaalde tijd en dat hij daar dan in beginsel aan gebonden is. De stelling van [geïntimeerde] dat bij hem de verwachting was gewekt dat een overeenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten en dat hij daarop mocht vertrouwen, is onvoldoende onderbouwd en strandt reeds daarom. [geïntimeerde] heeft daarvoor alleen aangevoerd dat hem op voorhand een voorbeeldovereenkomst was toegestuurd en dat die voor onbepaalde tijd was. Dat is niet toereikend voor de verwachting waar [geïntimeerde] zich op beroept. Nog minder omdat Fokus [geïntimeerde] al in een e-mail van
21 november 2018 expliciet had meegedeeld dat zij bereid was om een overeenkomst voor een jaar aan te gaan. Fokus heeft daarbij zelfs nog toegelicht dat zij in dat jaar wilde bekijken of er een duurzame match kon zijn tussen haar en [geïntimeerde] (productie 2 bij conclusie van antwoord). Voor het geval [geïntimeerde] heeft beoogd zich erop te beroepen dat Fokus misbruik heeft gemaakt van omstandigheden door van hem te verlangen dat hij de overeenkomst ondertekende op een moment dat hij al huurde van WoonFriesland, geldt dat die stelling faalt. De huurovereenkomst met WoonFriesland is pas gesloten en ingegaan op 2 januari 2019, terwijl Fokus dus al ruim daarvoor aan [geïntimeerde] had laten weten dat zij alleen een overeenkomst voor bepaalde tijd met hem wilde sluiten. Voor zover [geïntimeerde] nog heeft aangevoerd dat hij toen al ruim € 10.000,- aan verbouwingskosten had gemaakt, geldt dat Fokus dat heeft betwist en dat hij die stelling verder niet heeft onderbouwd, zodat daar niet van kan worden uitgegaan.
Einde dienstverleningsovereenkomst
6.9
Hoewel geen sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst, en daarmee de maatstaf van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:460 BW voor beëindiging niet geldt, oordeelt het hof voorshands dat de eisen van de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat het besluit van Fokus om de overeenkomst na verloop van de tijd waarvoor deze is aangegaan te beëindigen c.q. niet te verlengen zorgvuldig en met inachtneming van alle betrokken belangen moet worden genomen. Het hof baseert dit oordeel op de aard en inhoud van deze overeenkomst die, hoewel zelf geen geneeskundige behandelingsovereenkomst daarmee wel raakvlakken heeft wat ook in de eigen algemene voorwaarden van Fokus tot uitdrukking komt, en op de koppeling tussen de overeenkomst met Fokus en de huurovereenkomst die maakt dat zonder overeenkomst met Fokus [geïntimeerde] niet in zijn woning mag blijven. De vraag die vervolgens voorligt is of Fokus naar voorlopig oordeel van het hof aan die norm heeft voldaan.
Reden van beëindiging c.s. niet verlenging
6.1
Uit de door partijen overgelegde stukken komt voldoende naar voren dat bij de uitvoering van de overeenkomst tussen Fokus en [geïntimeerde] ernstige en voortdurende meningsverschillen zijn ontstaan, onder andere over de handelingen die de ADL-assistenten bij hem zouden moeten verrichten. [geïntimeerde] verlangde handelingen die de ADL-assistenten volgens Fokus niet mochten verrichten (intramusculair spuiten van Diclofenac en Rivotril-druppels toedienen en doseren naar eigen inschatting) en een handeling die wegens het ontbreken van een voldoende stabiele werksituatie volgens het kwaliteitskader van Fokus niet uitgevoerd kon worden (insuline spuiten en bloedwaarden prikken). De aldus bestaande discrepantie tussen de zorgvraag van [geïntimeerde] en hetgeen Fokus feitelijk kan bieden was, naast de door ADL-medewerkers ervaren onveilige en belastende werkomgeving bij [geïntimeerde] en de moeizame en verstoorde samenwerking tussen [geïntimeerde] en verschillende leidinggevenden bij Fokus, één van de redenen voor Fokus om de ADL-assistentie aan [geïntimeerde] niet voort te willen zetten.
6.11
Gelet op de door Fokus aangevoerde reden voor het aangaan van een overeenkomst voor bepaalde tijd zoals die ook naar voren komt uit de overgelegde correspondentie - dat twijfel bestond of [geïntimeerde] , die zeer veel en intensieve hulp nodig heeft, wel binnen het Fokus-concept paste en of een duurzame samenwerkingsrelatie mogelijk zou zijn - en de constatering dat in de uitvoering van de overeenkomst een discrepantie bleek te bestaan tussen de zorgvraag van [geïntimeerde] en hetgeen Fokus feitelijk kan bieden, terwijl in de samenwerking grote spanningen waren ontstaan waarbij over en weer ernstige klachten zijn geuit, bestond naar voorlopig oordeel van het hof in beginsel een voldoende zwaarwegende grond voor Fokus om de dienstverleningsovereenkomst per 14 januari 2020 ten einde te laten komen en niet tot verlenging van die overeenkomst met [geïntimeerde] over te gaan.
Inspanningsverplichting organiseren en realiseren alternatief
6.12
In het kader van de beëindiging van deze overeenkomst rust op Fokus als aanbieder van intensieve en persoonlijke zorg jegens [geïntimeerde] wel een inspanningsverplichting om [geïntimeerde] te ondersteunen bij het organiseren en realiseren van een alternatief voor wonen en zorg. Welke inspanningen kunnen worden verlangd is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Die inspanningen kunnen, onder handhaving van de onder de overeenkomst verleende zorg, ook doorlopen na het einde van de overeenkomst, indien op dat moment nog niet in een alternatief mocht zijn voorzien. De duur daarvan zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Daarbij speelt een rol welke inspanningen de zorgaanbieder zich tijdens de overeenkomst heeft getroost om een alternatief te vinden en welke acties de cliënt zelf heeft ondernomen en van hem mogen worden verwacht.
6.13
Het hof acht van belang dat voorshands kan worden vastgesteld dat Fokus [geïntimeerde] per brief van 23 augustus 2019 in beginsel een redelijke termijn heeft geboden om op zoek te gaan naar een alternatief en dat Fokus hem herhaaldelijk dringend heeft verzocht contact op te nemen met het CIZ voor overleg over een indicatie passende zorg en bijbehorende woonomgeving. Ook heeft Fokus de huisarts van [geïntimeerde] geïnformeerd en heeft Fokus zich bereid getoond om de noodzakelijke zorg aan [geïntimeerde] onder redelijke voorwaarden te continueren tot een alternatief is gevonden. Het is het hof niet gebleken dat [geïntimeerde] naar aanleiding hiervan actie heeft ondernomen en wat het resultaat daarvan is geweest. Dat [geïntimeerde] bij beëindiging van de zorgverlening door Fokus daadwerkelijk verstoken zal blijven van een passende woon- en zorgomgeving en/of dat het binnen het gestelde tijdsbestek voor hem onmogelijk was om nieuwe passende voorzieningen te organiseren, is hiermee niet aannemelijk geworden.
6.14
Het hof is voorshands van oordeel dat Fokus de hiermee van haar te verlangen inspanningen heeft verricht en dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft geanticipeerd op de beëindiging van de overeenkomst op 14 januari 2020. Daarbij dient echter wel in aanmerking te worden genomen dat [geïntimeerde] in de (voorshands onterecht gebleken) veronderstelling verkeerde dat de overeenkomst niet per 14 januari 2020 zou eindigen. Nu de einddatum van 14 januari 2020 inmiddels is verstreken en in een alternatief nog niet is voorzien, is het hof alle omstandigheden in aanmerking nemende van oordeel dat [geïntimeerde] alsnog een redelijke termijn dient te worden gegund tot uiterlijk
1 oktober 2020 om, zoveel mogelijk met bijstand van Fokus, een alternatief voor wonen en zorg te organiseren en te realiseren. Tot die datum of tot al eerder een alternatief is gevonden en/of de huurovereenkomst is geëindigd, kan van Fokus worden verlangd dat zij de dienstverlening aan [geïntimeerde] onder de voorwaarden van de per 14 januari 2020 geëindigde dienstverleningsovereenkomst continueert. Fokus zal hiertoe worden veroordeeld. Het hof ziet geen aanleiding om aan die veroordeling een dwangsom te verbinden, omdat het hof erop vertrouwt dat Fokus aan die veroordeling ook zonder dwangsom zal voldoen.
Conclusie (proceskosten)
6.15
De slotsom is dat het hof het vonnis van 22 januari 2020 zal vernietigen, zij het dat het hof ook met de uitkomst van dit hoger beroep aanleiding vindt de proceskosten van de eerste aanleg tussen partijen te compenseren. De kosten van het principaal beroep zal het hof eveneens compenseren. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de proceskosten in incidenteel hoger beroep worden veroordeeld, aan de zijde van Fokus begroot op € 537,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (1 punt x 0,5 x tarief II à € 1.074,-).

7.De beslissing

Het gerechtshof, recht doende in zowel het principaal als in het incidenteel hoger beroep in kort geding:
vernietigt het vonnis in kort geding van 22 januari 2020 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, en opnieuw rechtdoende;
veroordeelt Fokus om de dienstverlening aan [geïntimeerde] onder de voorwaarden van de per 14 januari 2020 geëindigde dienstverleningsovereenkomst te continueren totdat [geïntimeerde] , zoveel mogelijk met bijstand van Fokus, een alternatief voor wonen en zorg heeft gevonden en/of de tussen [geïntimeerde] en WoonFriesland gesloten huurovereenkomst is geëindigd, doch uiterlijk tot 1 oktober 2020;
compenseert de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in principaal hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten dient te dragen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Fokus vastgesteld op € 537,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Willemse, mr. J.H. Kuiper en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
30 juni 2020.