2.1Aan de deskundigen zijn de volgende vragen voorgelegd met daarna steeds weergegeven hun in hoofdstuk 2 van het rapport samengevatte antwoord:
1.
heeft de aanleg van de kwelsloot ter plaatse van de woning van [appellanten] c.s. een verlaging veroorzaakt van de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG), en zo ja hoeveel?
De vraag kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Gaat het om enkel het effect van de kwelsloot of het gecombineerd effect van de kwelsloot en peilverhoging in Reiderwolde tesamen? Wij hebben gekozen voor een worst-case benadering. Wij zijn bij beantwoording van deze vraag daarom uitgegaan van enkel het effect van de kwelsloot ten opzichte van de huidige situatie. Tesamen met een laag zomerpeil in de kwelsloot (NAP -2,90 m) vormt dit de worst case situatie voor de zettingsberekening (vraag 2). Het grondwatereffect is berekend ten opzichte van de huidige situatie (aanwezigheid Oldambtmeer en nieuwe peilen in natuurgebied Reiderwolde). In geval van de worst case situatie wordt sec door de aanleg van de kwelsloot de GLG ter plaatse van de woning verlaagd. Uit een geohydrologische worst case berekening volgt dat door de aanleg van de kwelsloot de GLG ter plaatse van de woning (voorkant/achterkant) aan de [a-straat] 20 met 28/32 tot maximaal 44/49 cm kan zijn gedaald. Het verhang van de GLG kan ter plaatse van [a-straat] 20 door de aanleg van de kwelsloot zijn toegenomen van 6 cm naar 10 tot maximaal 11 cm.
Opgemerkt wordt dat als gevolg van de peilopzet in Reiderwolde naar verwachting de GLG ter plaatse van de woning is gestegen. Het is aannemelijk dat de kwelsloot deze stijging (deels) heeft gecompenseerd. Indien gekeken wordt naar de peilopzet Reiderwolde en aanleg van de kwelsloot dan treedt er naar verwachting minder of geen verlaging op ter plaatse van de woning;
2.
in geval van verlaging van de GLG, heeft dat een zetting van de ondergrond ter plaatse van de woning van [appellanten] c.s. veroorzaakt?
Nee niet significant, de extra verschilzetting tussen de funderingsstrook van de buitenmuur en eerste binnenmuur is in de orde van millimeters. Er is wel een extra integrale zetting van de woning die kleiner is dan 1 cm;
3.
in geval van een door een verlaging van de GLG veroorzaakte zetting van de ondergrond, heeft dat de schade (in de vorm van scheurvorming) aan de woning van [appellanten] c.s. veroorzaakt?
Nee. Op basis van de geotechnische analyse volgt dat de verwachte extra zetting van de gehele woning ten gevolge van de aanleg van de kwelsloot minder dan 1 cm is en dat de verschilzetting tussen de funderingsstrook van de buitengevel en de binnenwanden hooguit enkele millimeters is en in de tijd na aanleg van de kwelsloot af zou nemen. Theoretisch is een negatief effect van de aanleg van de kwelsloot op de schade aan de woning niet volledig uit te sluiten maar gezien de omvang en progressie in de tijd van de schade is het onwaarschijnlijk dat de verlaging van de GLG veroorzaakt door de aanleg van de kwelsloot de hoofdoorzaak van de schade is;
4.
is er ook een andere oorzaak mogelijk voor de scheurvorming in de woning van [appellanten] c.s., zoals bijvoorbeeld de in het verleden gepleegde verbouwing/uitbreiding van de woning?
Ja, op basis van het doorrekenen van verschillende ondergrond scenario’s in de geotechnische analyse is het aannemelijk dat het draagvermogen van de funderingsstrook van de buitenmuur onvoldoende is. De lasten op de hergebruikte fundering van de boerderij zullen waarschijnlijk hoger zijn dan de belastingen van de wand van de boerderij, onder andere omdat de woning een spouwmuur heeft. Aan de voorzijde en zijgevels zal dit tot zettingen leiden. Aan de achterzijde wordt dit versterkt door het ongunstige effect van de direct naastgelegen sloot (niet zijnde de kwelsloot). Wanneer het draagvermogen kritisch wordt kunnen er naast zettingen afschuif vervormingen optreden die het karakter hebben van een kruipvervormingen, dus bij constante belasting een toenemende vervorming. De vervorming volgt het preferente glijvlak richting de sloot en heeft dus ook een horizontale component. Aan de achterzijde van de woning is er momenteel sprake van significante vervorming en schade, hetgeen weer tot een ongunstige herverdeling van de belasting op de achterste funderingsstrook leidt. De progressie van de schade in de afgelopen 5,5 jaar bevestigen het beeld dat hierdoor de vervormingen versneld toenemen in plaats van afnamen in de tijd zoals bij een normaal zettingsproces;
5.
in geval van schade als hiervoor sub c bedoeld, welke mogelijkheden voor herstel zijn er, en wat zijn daarvan (indicatief) de kosten?
Het is onwaarschijnlijk dat de verlaging van de GLG veroorzaakt door de aanleg van de kwelsloot de hoofdoorzaak van de schade is. Daarom zijn niet indicatief de kosten van herstel geraamd;
6.
geeft het onderzoek overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen, die in verband met de beslissing van dit geschil van belang zouden kunnen zijn?
Ja, de situatie vraagt om adequaat handelen. De sloot direct naast de achterzijde vormt een bedreiging voor de stabiliteit van de funderingsstrook voor de achtergevel. Het advies is de sloot te dempen met zand, eventueel kan een betonnen buis of drain worden geplaatst om de drainerende functie te blijven vervullen. Ook wordt geadviseerd de fundering en de scheefstand van het pand nader te onderzoeken. Daarna kan een monitorings-, inspectie en herstelplan worden opgesteld.