ECLI:NL:GHARL:2020:4987

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
200.277.167
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hier aangeduid als [kind]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een affectieve relatie gehad met de vader van [kind], maar is alleen belast met het gezag. De ondertoezichtstelling van [kind] is op 12 januari 2016 gestart en sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel had op 6 januari 2020 de ondertoezichtstelling opnieuw verlengd tot 12 januari 2021, wat de moeder aanvecht.

De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift van de moeder op 3 april 2020, waarin zij verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft verweer gevoerd en verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. Het hof heeft partijen de mogelijkheid geboden om schriftelijk te reageren op de zaak, waarbij zowel de moeder als de GI instemden met een schriftelijke afdoening.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de zorgen over de ontwikkeling van [kind] en de rol van de moeder in de opvoeding. De moeder heeft aangegeven goed samen te werken met de hulpverlening en dat zij een stabiele situatie heeft gecreëerd voor [kind]. De GI heeft echter zorgen geuit over de verstandelijke beperking van de moeder en de impact van haar verleden, waaronder huiselijk geweld, op de ontwikkeling van [kind].

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [kind] te waarborgen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van [kind] is verlengd tot 12 januari 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.277.167
(zaaknummer rechtbank Overijssel 241789)
beschikking van 30 juni 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van de Griek te Almelo,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 januari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 april 2020;
- het verweerschrift met producties;
- een brief van de GI van 30 april 2020 met productie;
- een brief van mr. Van de Griek van 18 mei 2020;
- een brief van de GI van 4 juni 2020, waarin staat dat zij geen spreekaantekeningen
zullen aanleveren en dat zij niet zullen reageren op de spreekaantekeningen van mr. Van de
Griek die zij op 4 juni 2020 hebben ontvangen;
- de op 9 juni 2020 ingekomen spreekaantekeningen van mr. Van de Griek.
2.2
In verband met (het beleid ten aanzien van) het corona-virus heeft het hof partijen en de raad voor de kinderbescherming, verder: de raad, in de gelegenheid gesteld zich - uiterlijk op 5 mei 2020 - uit te laten of zij kiezen voor een schriftelijke afdoening van de zaak of dat zij kiezen voor het plannen van een zitting. De moeder en de GI hebben bij voormelde brieven laten weten in te stemmen met schriftelijke afdoening van de zaak. De raad heeft niet gereageerd.
Het hof heeft de moeder, de GI en de raad in een brief van 25 mei 2020 de gelegenheid gegeven nog stukken naar het hof te sturen en spreekaantekeningen over te leggen. De advocaat van de moeder heeft bij brief van 29 mei 2020 de spreekaantekeningen overgelegd. De GI heeft bij brief van 4 juni 2020 op die spreekaantekeningen gereageerd.

3.De feiten

3.1
De moeder heeft een affectieve relatie gehad met [de vader] , verder te noemen de vader. De moeder en de vader zijn de ouders van [kind] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
De moeder is alleen belast met het gezag over [kind] .
3.2
[kind] is op 12 januari 2016 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd. Bij beschikking van 19 december 2018 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 12 januari 2020.
3.3
Bij beschikking van 11 februari 2019 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorzienig voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken tot 25 februari 2019, onder aanhouding van het overige.
3.4
Bij beschikking van 18 februari 2019 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 12 januari 2020.
3.5
[kind] verbleef van 11 februari 2019 tot 14 februari 2020 in een crisispleeggezin en woont sinds 14 februari 2020 bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar tot 12 januari 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van drie maanden, tot 12 april 2020.
4.2
De moeder is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind] alsnog af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep, dan wel het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De moeder kan zich met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind] niet verenigen. Zij voert aan dat zij goed meewerkt met de hulpverlening en dat zij beschikbaar is voor de hulpverlening. Zij past de adviezen die aan haar worden verstrekt goed toe in haar omgang met [kind] . Uit het werkplan van Jarabee blijkt volgens de moeder dat zij betrouwbaar is in tijdsafspraken en bij de overdracht. Zij is loyaal en vriendelijk naar de pleegouders. De moeder werkt goed samen met de pleegouders. Daardoor geeft zij [kind] een gevoel van veiligheid. Moeder aanvaardt hulp van de [naam stichting] en komt haar afspraken na. Uit de stukken blijkt niet wat de GI heeft gedaan en wat de ondertoezichtstelling van [kind] heeft bijgedragen aan het wegnemen van de gestelde ontwikkelingsbedreiging. De ondertoezichtstelling moet leiden tot het beoogde doel omdat anders geen noodzaak bestaat voor een dergelijke inbreuk op het familieleven van de moeder en [kind] .
In de spreekaantekeningen heeft de moeder nog aangevoerd dat de [naam stichting] zich geen zorgen maakt over de basale zorg (verzorging, voeding en woning), maar dat de zorgen met name betrekking hebben op de emotionele beschikbaarheid voor [kind] en of de moeder veilige keuzes maakt voor [kind] en voor zichzelf. De moeder stelt dat dit het geval is. Zij heeft hiervoor hard aan zichzelf gewerkt. De moeder heeft een nieuwe partner met wie zij een stabiele en veilige situatie heeft en op wie [kind] erg gesteld is. Alles is stabiel en gaat goed. De ondertoezichtstelling van [kind] duurt onnodig lang. De moeder heeft al zes verschillende jeugdbeschermers gehad die elke keer weer willen dat moeder bewijst dat zij het goed doet. Dat is niet in het belang van [kind] .
5.3
De GI voert aan dat bij de moeder een lichte verstandelijke beperking is vastgesteld. Tijdens haar relatie met de vader van [kind] is sprake geweest van huiselijk geweld. [kind] heeft dit ook meegekregen en mogelijk heeft hij hierdoor een trauma opgelopen en bestaat een groot risico voor de ontwikkeling van de gehechtheid van [kind] . De relatie van de moeder met de vader is beëindigd in februari 2019. De moeder heeft toen gezegd dat zij het niet meer aan kon. [kind] is toen uit huis geplaatst. Het afgelopen jaar heeft de moeder de nodige stappen gezet en met de GI is gewerkt aan de thuisplaatsing van [kind] . Om de veiligheid van [kind] bij de moeder thuis in het oog te houden is een uitgebreid veiligheidsplan opgesteld. De omgang van [kind] met de vader verloopt moeizaam. De moeder heeft een nieuwe relatie en zij is zwanger. De moeder woont op dit moment in een huis van de [naam stichting] en krijgt daar hulpverlening en begeleiding. De moeder heeft gezegd dat zij wil samenwonen met haar huidige partner. Door een verhuizing, die niet is opgenomen in het veiligheidsplan, valt de huidige hulpverlening van de
[naam stichting] weg. Als de relatie van de moeder met haar huidige partner eindigt komt de moeder met [kind] op straat te staan. De GI stemt dan ook niet in met een verhuizing. Een verhuizing is niet in het belang van [kind] . Wel zou de partner bij de moeder en [kind] kunnen komen wonen. Nu de moeder nog een kindje verwacht zal er nog meer van de moeder worden gevraagd. De moeder heeft dan zeker nog hulpverlening en begeleiding nodig. Volgens de GI heeft de [naam stichting] gemeld dat de moeder vanaf het begin van de thuisplaatsing van [kind] zich met enige regelmaat probeert te onttrekken aan de driewekelijks afgesproken begeleidingsmomenten. In de brief van 6 april 2020 van de GI aan de moeder heeft de GI de moeder drie maanden de tijd gegeven om zich te houden aan de afspraken in het veiligheidsplan en om het belang van [kind] altijd voorop te stellen. Het is niet de bedoeling dat samenwoning en/of het verminderen van de hulpverlening nog ter sprake wordt gebracht.
5.4
Op grond van de stukken is het hof, evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255, eerste lid, BW, en dat, anders dan de moeder aanvoert, de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn.
De kinderrechter heeft op grond van de bestaande zorgpunten geoordeeld dat [kind] zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Voor zover de moeder stelt dat sprake is van gewijzigde omstandigheden acht het hof dat standpunt onvoldoende gemotiveerd.
5.5
Het hof betrekt bij het vorenstaande nog het volgende.
De moeder heeft al jarenlang hulp bij de opvoeding van [kind] die in 2016 onder toezicht is gesteld. De moeder heeft een belast verleden en komt uit een relatie met huiselijk geweld. De moeder heeft niet kunnen voorkomen dat [kind] ook getuige is geweest van het huiselijk geweld tussen de moeder en de vader. Er moet nog worden onderzocht of [kind] daardoor een trauma heeft opgelopen en/of sprake is van een verstoorde hechting. De moeder heeft naast de zorg voor [kind] ook de mantelzorg voor haar vader op zich genomen. Gebleken is dat de moeder een nieuwe relatie heeft en dat zij zwanger is van een kind uit die relatie. Er is onvoldoende zicht op de relatie van de moeder met haar nieuwe partner en de invloed daarvan op (de opvoedsituatie van) [kind] . Duidelijk is wel dat de belastbaarheid van de moeder door deze ontwikkelingen meer op de proef wordt gesteld. Het hof acht het dan ook van belang dat de afspraken die zijn gemaakt in het veiligheidsplan en die ervoor moeten zorgen dat de thuisplaatsing van [kind] goed kan worden begeleid en dat er zicht blijft op de veiligheid van [kind] bij de moeder thuis, strikt worden nageleefd. Om de veiligheid, rust en structuur in de situatie van [kind] bij de moeder thuis te waarborgen acht het hof de driewekelijks afgesproken hulpverlening en begeleiding van de [naam stichting] noodzakelijk. In het kader van de ondertoezichtstelling kan de continuïteit van deze hulpverlening worden gewaarborgd. Daarbij kunnen de opvoedvaardigheden van de moeder in kaart worden gebracht. Nu de moeder in de toekomst ook de zorg voor een tweede kindje krijgt, is het van belang dat er zicht komt op die vaardigheden van de moeder en op haar mogelijkheden om aan te sluiten bij het niveau van [kind] . Ook zal moeten worden gekeken of de moeder, naast haar zorg voor [kind] voldoende in staat is een pas geboren kind te verzorgen en op te voeden. Ook zal de rol van de nieuwe partner van de moeder hierin moeten worden betrokken.
5.6
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat [kind] bij het uitblijven van de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling zodanig zal opgroeien dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de zorg in verband met het wegnemen van die bedreiging noodzakelijk is voor [kind] .
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 6 januari 2020 voor zover daarbij de termijn van de ondertoezichtstelling van [kind] is verlengd tot 12 januari 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, A. Smeeïng-van Hees en E.B. Knottnerus, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 30 juni 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.