ECLI:NL:GHARL:2020:4930

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
21-002466-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichtingen en veroordeling wegens poging zware mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2003, was in eerste aanleg veroordeeld tot jeugddetentie en een taakstraf voor meerdere brandstichtingen en een poging tot zware mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de brandstichtingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De verklaringen van medeverdachten waren niet eenduidig en er was geen steunbewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichtingen. Echter, het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de poging tot zware mishandeling en de vernieling van de bus, waarbij hij samen met anderen stenen naar een rijdende bus gooide. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn verschillende vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, behalve die van een benadeelde partij die schadevergoeding kreeg toegewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002466-19
Uitspraak d.d.: 30 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 april 2019 met parketnummer 16-248237-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] op [geboortedag] 2003,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland heeft, kort gezegd, verdachte wegens meerdere brandstichtingen, een vernieling en een poging tot zware mishandeling veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden (welke dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard) en een taakstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie). Daarnaast heeft de rechtbank een beslissing gegeven op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks 1 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] ),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meerdere momenten in of omstreeks 1 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] en/of
- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de [adres] te [plaats] ),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 december 2018 te [plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (een) aanmaakblokje(s) en/of (een) aansteker(s) aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] aan te geven;
2. primair
hij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor die steen/stenen door de ruit van de bus zijn gegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus te gooien, waardoor er een steen het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft geraakt;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit) van een bus (lijn 8, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde

De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen is om te komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 met uitzondering ten aanzien van de volgende auto’s: een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] , een Opel met kenteken [kenteken] , een Seat met kenteken [kenteken] en een Daihatsu met kenteken [kenteken] .
De raadsvrouw heeft gepleit voor (algehele) vrijspraak ten aanzien van feit 1. De verdediging heeft aangevoerd dat [medeverdachte 1] bij de raadsheer-commissaris terug is gekomen op zijn verklaring op grond waarvan de rechtbank oordeelde dat sprake was van “medeplegen” door verdachte. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat er onvoldoende gedragingen van voldoende gewicht van verdachte zijn vast te stellen waaruit zou kunnen blijken dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking/medeplegen van het tenlastegelegde feit. Daarnaast kan ook niet gesteld worden dat verdachte op de een of andere manier behulpzaam is geweest bij het veroorzaken van de autobranden, waardoor ook geen sprake is van medeplichtigheid aan de autobranden, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt ten aanzien van het in brand steken van negen auto’s op 1 december 2018 als volgt.
De rechtbank heeft de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , die hij heeft afgelegd als verdachte in zijn eigen zaak ter terechtzitting van 5 april 2019, als bewijsmiddel gebruikt. Deze verklaring is in het dossier van verdachte gevoegd. Nu [medeverdachte 1] ter terechtzitting enkel is gehoord als verdachte in zijn eigen zaak en niet tevens als getuige in de zaak van verdachte kan deze verklaring niet zonder meer worden gebruikt als bewijsmiddel in deze zaak. Zo is [medeverdachte 1] niet gewezen op zijn verschoningsrecht als getuige waar weer andere voorwaarden voor gelden en gevolgen aan zijn verbonden dan aan het zwijgrecht als verdachte waarop hij wel gewezen zal zijn. Nu nadere informatie ontbreekt waarom deze verklaring ook als getuigenverklaring in de zaak van verdachte zou hebben te gelden, zal het hof deze verklaring buiten beschouwing laten en niet bezigen tot het bewijs.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. Hij heeft ten aanzien van verdachte één belastende verklaring afgelegd, inhoudende dat verdachte een aanmaakblokje in de grill van een Opel zou hebben gestopt. Deze verklaring is echter geen eenduidige verklaring waaruit klip en klaar blijkt wat verdachte gedaan zou hebben met welke auto te meer nu er meerdere Opels op 1 december 2018 in brand zijn gestoken. Deze verklaring wordt ook niet onderbouwd door enig ander steunbewijs.
Bij de raadsheer-commissaris is [medeverdachte 1] geconfronteerd met zijn eerdere verklaring dat verdachte een blokje in de grill van een Opel deed en dat vervolgens aanstak, en heeft daarop aldaar verklaard dat zich niet meer te kunnen herinneren. Verder heeft hij bij de raadsheer-commissaris ten aanzien van verdachte niet meer verklaard dan dat verdachte één keer achter hem stond toen hij, [medeverdachte 1] , een auto in brand stak.
Verdachte heeft van meet af aan ontkend zelf enige handeling te hebben verricht in het kader van de brandstichtingen. Ook heeft hij verklaard niet te hebben geweten van een voornemen of plan om auto’s in brand te gaan steken.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Verdachte is bij de tenlastegelegde brandstichtingen aanwezig geweest maar van een gezamenlijke uitvoering met verdachte of van een bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is niet gebleken. Daarom zal verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft, kort gezegd, ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat verdachte nooit gewild heeft dat de steen zou leiden tot vernieling van het raam (de bus), laat staan dat iemand in de bus daarvan letsel zou ondervinden. Hij heeft volgens de raadsvrouw nooit de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand letsel zou oplopen, laat staan zwaar lichamelijk letsel. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof verwerpt het vrijspraakverweer van de raadsvrouw en komt tot een bewezenverklaring van feit 2 en 3. Het hof herhaalt ter motivering hiervan het volgende gedeelte van de bewijsconstructie uit het vonnis van de rechtbank, waarbij het hof de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen overneemt:

Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft uit het dossier de volgende bewijsmiddelen gehaald:
[getuige] heeft verklaard dat hij op zondag 4 november 2018 werkzaam was als buschauffeur op lijn 8 tussen Utrecht Lunetten en Utrecht Oorsprongpark. Rond 20:00 uur reed hij over de Dichtersbaan. Ter hoogte van de skatebaan hoorde hij plots een doffe knal in de bus. Ter hoogte van de invalidenplaats in de bus bleek een steen te zijn binnengekomen. Een jongedame, die voor het gelede gedeelte van de bus zat, bleek de steen tegen haar hoofd te hebben gekregen. De steen lag in de bus en was ongeveer 10 tot 15 centimeter groot. [2] De bus was redelijk vol en de steen moet ongeveer tien tot twintig personen hebben gepasseerd voordat de jongedame werd geraakt. De bus reed met een snelheid van 50 kilometer per uur. [3]
Het kenteken van deze bus was [kenteken] . De eigenaar van de bus is [benadeelde 1] . [4] De zijruit naast de instapdeur van de bus is kapot gegaan. [5]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 4 november 2018 in de bus op lijn 8 richting Lunetten zat. Zij hoorde een intens harde klap en vallend glas. Achter haar lag de steen, ter grootte van een mannelijke vuist. Als zij haar sjaal niet over hoofd had getrokken, had er niet alleen glas door de bus gelegen, maar ook bloed. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stenen naar rijdende bussen heeft gegooid. Ze wachtten tot er een bus kwam en probeerden dan op het juiste moment alle drie tegelijkertijd de bus te raken met een steen. Doordat de busbaan hoger gelegen was dan waar zij stonden, moesten ze hard en hoog gooien. Een van hun stenen heeft de bus geraakt. Hij zag dat de ruit hierdoor uiteen spatte. [7] .
Bewijsoverwegingen
Feiten 2 en 3
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met de medeverdachten, stenen heeft gegooid in de richting van bussen, waaronder naar de rijdende bus op lijn 8, bestuurd door chauffeur [getuige] . Een van deze stenen heeft de ruit van de bus vernield. Verdachte had wellicht niet de intentie om de ruit te vernielen, maar door (met kracht) stenen te gooien naar een bus heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de steen door en ruit van de bus heen zou gaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het vernielen van de ruit van de bus.
Gelet op de snelheid waarmee de bus reed ten tijde van de inslag van de steen in de ruit en het formaat van de steen waarmee is gegooid, is de rechtbank bovendien van oordeel dat de kans dat de buschauffeur of een van de passagiers door een steen zou worden geraakt en daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, naar algemene ervaringsregels aannemelijk te noemen is. Dat verdachte hier geen moment bij stil heeft gestaan, zoals hij zelf heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat uit de chatgesprekken tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in het dossier blijkt dat de medeverdachten hierover hebben gesproken tijdens het gooien van de stenen. De rechtbank is, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte, van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een inzittende van de bus door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, waardoor sprake is van voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachten hadden afgesproken op hetzelfde moment een steen naar de bus te gooien, stelt de rechtbank vast dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, waardoor medeplegen van beide feiten wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wie de steen die uiteindelijk door de ruit is gegaan heeft gegooid, acht de rechtbank dan ook niet relevant. De rechtbank acht aldus het onder feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2. primair
hij op
of omstreeks4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meerderestenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor een steen
/stenendoor de ruit van de bus
zijnis gegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk
(de ruit
)van een bus (lijn 8, kenteken: [kenteken] ),
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn
/haarmededader
(s
), te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met twee anderen stenen gegooid naar een rijdende bus. Eén van de stenen is door een zijruit van de bus gegaan. In de bus zaten op dat moment meerdere personen. Hoewel een van de passagiers is geraakt, is er wonder boven wonder verder niemand gewond geraakt. Dit had echter heel anders kunnen aflopen. De gebeurtenis heeft veel impact gehad op de passagiers en op de buschauffeur. Zo heeft de buschauffeur verklaard dat het leek alsof er een aanslag werd gepleegd op de bus en dat passagiers huilden en gilden. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Dergelijke handelingen veroorzaken naast gevoelens van onveiligheid bij de direct betrokkenen ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving in zijn algemeenheid.
Het hof houdt echter ook rekening met het feit dat verdachte in het verleden en ook na deze feiten niet is veroordeeld voor een strafbaar feit. Op dit moment gaat het goed met verdachte. Hij heeft zijn VMBO-diploma gehaald en ondanks de Coronacrisis heeft hij een bijbaan. Hij volgt een traject binnen Altrecht en hij is gemotiveerd om ook als het niet meer verplicht is hulp en begeleiding te blijven accepteren. Gelet op het bovenstaande acht het hof oplegging van een geheel onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.617,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.508,78. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.950,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 186,54. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] N.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.223,88. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.256,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] N.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.815,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] BV

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 470,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.530,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 465,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] N.V.

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] N.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] N.V.

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 8] N.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] BV

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] BV niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 465,00 (vierhonderdvijfenzestig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 465,00 (vierhonderdvijfenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 november 2018.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. K.A.J.M. Wetzels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 30 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 30 juni 2020.
Tegenwoordig:
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. E.C.A.M. Langenhorst, advocaat-generaal,
mr. K. van Laarhoven, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2019, genummerd 2018347504 (09PALLAS18), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 478. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal bevindingen buschauffeur steen door de ruit, p. 376.
3.Het proces-verbaal bevindingen buschauffeur steen door de ruit, p. 377.
4.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 305.
5.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 304.
6.Het proces-verbaal van bevindingen NIJKJ inzittende bus lijn 8, p. 379.
7.Proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank van 12 april 2019.