ECLI:NL:GHARL:2020:4929

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
21-003874-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meermalen brandstichting, poging tot zware mishandeling en vernieling met toepassing van adolescentenstrafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van meermalen brandstichting in auto's in Utrecht en Nieuwegein, poging tot zware mishandeling door stenen naar een rijdende bus te gooien, en vernieling van een woningruit. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel van 3 jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot 591 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij meerdere brandstichtingen en dat er sprake was van een gemeenschappelijk plan. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat zij niet de intentie had om mensen te verwonden, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van voorwaardelijk opzet. De ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling zijn meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is 19 jaar oud en heeft een geschiedenis van psychische problemen, wat heeft geleid tot de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Het hof heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en in sommige gevallen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003874-19
Uitspraak d.d.: 30 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 juli 2019 met parketnummer 16-246254-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 november 2019 en 16 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. D. Fontein, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland heeft, kort gezegd, verdachte veroordeeld wegens meerdere brandstichtingen, twee vernielingen en een poging tot zware mishandeling tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de (onvoorwaardelijke) maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen voor de duur van 3 jaren (waarbij de rechtbank heeft bepaald dat deze maatregel niet gemaximeerd is). Daarnaast heeft de rechtbank een beslissing gegeven op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt, en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.zij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 27 november 2018 op de Schiestraat te Utrecht en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Bolksbeekstraat te Utrecht),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was,
en/of
[medeverdachte A] op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 27 november 2018 op de Schiestraat te Utrecht en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Bolksbeekstraat te Utrecht),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (een) aanmaakblokje(s) en/of (een) aansteker(s) aan die [medeverdachte A] aan te geven.
2.zij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein en/of
- een Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Nabuccolaan te Nieuwegein en/of
- een Jeep met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Beethovenstraat te Nieuwegein en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Strawinskystraat te Nieuwegein en/of
- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Cantatelaan te Nieuwegein en/of
- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Reeweide te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Apollobrug te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Titus Brandsmastraat te Nieuwegein en/of
- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Titus Brandsmastraat te Nieuwegein en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Othellolaan te Nieuwegein en/of
- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door (een) aanmaakblokje(s) in (de voorkant/grill van) de auto('s) te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/deze aanmaakblokje(s), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein en/of
- een Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Nabuccolaan te Nieuwegein en/of
- een Jeep met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Beethovenstraat te Nieuwegein en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Strawinskystraat te Nieuwegein en/of
- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Cantatelaan te Nieuwegein en/of
- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Reeweide te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Apollobrug te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Titus Brandsmastraat te Nieuwegein en/of
- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Titus Brandsmastraat te Nieuwegein en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Othellolaan te Nieuwegein en/of
- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of (een) aanmaakblokje(s) en/of (een) aansteker(s) aan die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] aan te geven.
3.
primairzij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer X] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoor die steen/stenen door de ruit van de bus zijn gegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiairzij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer X] heeft mishandeld door een of meerdere stenen richting/tegen een (rijdende) bus te gooien, waardoor er een steen het hoofd althans het lichaam van die [slachtoffer X] heeft geraakt.
4.zij op of omstreeks 4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit) van een bus (lijn 8, kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 11] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
5.zij op of omstreeks 24 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan [adres] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer Y] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde

Aan verdachte is onder feit 1 en 2 een groot aantal brandstichtingen tenlastegelegd. Er is meerdere keren brand gesticht in geparkeerde personenauto’s. Onder feit 1 gaat het om twee auto’s die in de periode 27 tot en met 28 november 2018 in Utrecht in brand zijn gestoken, en onder feit 2 gaat het om dertien auto’s die in de periode 28 november tot en met 1 december 2018 in Nieuwegein in brand zijn gestoken. Het wordt verdachte verweten dat zij dit alleen, met één ander of met twee anderen heeft gedaan.
Ten aanzien van in totaal elf auto’s heeft verdachte bekend dat zij betrokken was bij de brandstichting. Het door verdachte ingestelde hoger beroep is niet gericht tegen dit deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft deze feiten bewezenverklaard en de bewijsmiddelen uitgewerkt in het vonnis. Het hof volgt de rechtbank in haar bewezenverklaring voor zover het deze elf auto’s betreft.
De raadsman heeft ten aanzien van de tenlastegelegde brandstichting van drie specifieke auto’s vrijspraak bepleit, te weten: de Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein; de Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Nabuccolaan te Nieuwegein en de Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het brandstichten in de Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein. Voor alle andere brandstichtingen kan een bewezenverklaring volgen, aldus de advocaat-generaal.
Opel ( [kenteken] ) op 28 november 2018, Pallasburg te Nieuwegein
Verdachte heeft vanaf het begin betrokkenheid bij de brandstichting op de Opel ( [kenteken] ) ontkend. Zij heeft verklaard dat zij op het moment dat deze auto in brand werd gestoken al geruime tijd thuis was. [medeverdachte A] heeft bij de raadsheer-commissaris op 8 januari 2020 verklaard dat hij deze brand heeft gesticht.
Het hof is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de brandstichting in de Opel ( [kenteken] ) en verdachte wordt vrijgesproken van dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde.
Citroën ( [kenteken] ) op 29 november 2018, Nabuccolaan te Nieuwegein en Volkswagen ( [kenteken] ) op 1 december 2018, Rendierweide te Nieuwegein
Het hof verwerpt het vrijspraakverweer van de raadsman. Ter motivering van die verwerping haalt het hof allereerst het volgende gedeelte van de bewijsconstructie uit het vonnis van de rechtbank aan, waarbij het hof de door de rechtbank gebruikte bewijsoverwegingen overneemt en daarbij opmerkt dat verdachte met [medeverdachte A] de branden heeft gesticht:
“Uit de […] bewijsmiddelen blijkt namelijk dat [verdachte] en [medeverdachte A] samen het plan hebben gemaakt om auto’s in brand te steken. Zij zijn vervolgens op verschillende dagen samen op pad gegaan en hebben die dagen meerdere auto’s in brand gestoken. Op 1 december 2018 was ook [medeverdachte B] bij hen aanwezig. Elke dag was er sprake van een rolverdeling. De rolverdeling wisselde per auto. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat er sprake was van een samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte A] (op 27, 28 en 29 november 2018) en tussen [verdachte] , [medeverdachte A] en [medeverdachte B] (op 1 december 2018). […] Ook maakt het niet uit dat [verdachte] op een gegeven moment een auto in brand stak (een Daihatsu met kenteken [kenteken] ) en [medeverdachte A] rond dezelfde tijd (omstreeks 21:00 uur) even verderop in dezelfde straat (de Rendierweide) een andere auto (een Volkswagen met kenteken [kenteken] ). Omdat sprake was van een gemeenschappelijk plan en een gezamenlijke uitvoering, is namelijk juridisch gezien sprake van medeplegen en is [verdachte] ook verantwoordelijk voor de handelingen die door [medeverdachte A] […] zijn verricht. Alleen ten aanzien van de Alfa Romeo, die [verdachte] (volgens haar eigen verklaring) heeft aangestoken toen [medeverdachte A] en [medeverdachte B] al thuis waren, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen.”
Ten aanzien van de brandstichtingen op de Daihatsu ( [kenteken] ) en de Volkswagen ( [kenteken] ) heeft verdachte ter zitting in hoger beroep van 16 juni 2020 verklaard dat zij met de anderen had afgesproken dat ze twee auto’s tegelijkertijd in brand zouden steken: verdachte een auto en de anderen of een ander een auto. Na deze brandstichtingen zijn zij weer samengekomen en samen verder gegaan.
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste mate van nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten is komen vast te staan.

Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde

Net als bij de rechtbank heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onder 3 tenlastegelegde. Verdachte heeft weliswaar toegegeven dat zij samen met anderen stenen heeft gegooid naar een rijdende bus, maar het was niet de bedoeling van verdachte om mensen in de bus te verwonden. Verdachte ging ervan uit dat de ruiten van de bus zo stevig waren dat de stenen niet door de ruit zouden gaan. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel, zodat geen bewezenverklaring kan volgen van feit 3, aldus de raadsman
De advocaat generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van feit 3 en herhaalt ter motivering hiervan het volgende gedeelte van de bewijsconstructie uit het vonnis van de rechtbank, waarbij het hof de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen overneemt:

Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank heeft uit het dossier de volgende bewijsmiddelen gehaald:
[naam] heeft verklaard dat hij op zondag 4 november 2018 werkzaam was als buschauffeur op lijn 8 tussen Utrecht Lunetten en Utrecht Oorsprongpark. Rond 20:00 uur reed hij over de Dichtersbaan. Ter hoogte van de skatebaan hoorde hij plots een doffe knal in de bus. Ter hoogte van de invalidenplaats in de bus bleek een steen te zijn binnengekomen. Een jongedame, die voor het gelede gedeelte van de bus zat, bleek de steen tegen haar hoofd te hebben gekregen. De steen lag in de bus en was ongeveer 10 tot 15 centimeter groot. [2] De bus was redelijk vol en de steen moet ongeveer tien tot twintig personen hebben gepasseerd voordat de jongedame werd geraakt. De bus reed met een snelheid van 50 kilometer per uur. [3]
Het kenteken van deze bus was [kenteken] . De eigenaar van de bus is [benadeelde 11] . [4] De zijruit naast de instapdeur van de bus is kapot gegaan. [5]
[slachtoffer X] heeft verklaard dat zij op 4 november 2018 in de bus op lijn 8 richting Lunetten zat. Zij hoorde een intens harde klap en vallend glas. Achter haar lag de steen, ter grootte van een mannelijke vuist. Als zij haar sjaal niet over hoofd had getrokken, had er niet alleen glas door de bus gelegen, maar ook bloed. [6]
Op de telefoon van [medeverdachte B] zijn WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen [medeverdachte A] en [medeverdachte B] . [7] Op 5 november 2018 stuurt [medeverdachte A] naar [medeverdachte B] :
[medeverdachte A] : Besef even voor dat we begonnen met ze 3e zei ik nog tegen [verdachte] straks vliegt die door een ruit heen en raakt die iemand en dan is er een passagier KO
[medeverdachte A] : Kk mooi uurtje later bam
[medeverdachte A] : Maar ook als we de buschauffeur hadden geraakt
[medeverdachte A] : Dan waren we nog lang niet jarig. [8]
[verdachte] heeft verklaard dat zij samen met anderen stenen naar de bus heeft gegooid. Een van de stenen is door de ruit van de bus heen gegaan. [9]
Bewijsoverwegingen
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , samen met de medeverdachten, stenen heeft gegooid naar een rijdende bus. Een van deze stenen is door de ruit van de bus heen gegaan. [verdachte] heeft verklaard dat het niet haar bedoeling was dat de ruit zou worden vernield en/of dat er mensen (zwaar) gewond zouden raken. Van zogenaamd ‘vol opzet’ is daarom geen sprake. De rechtbank vindt wel dat ten aanzien van zowel feit 3 primair als feit 4 sprake is van ‘voorwaardelijk opzet’. Van voorwaardelijk opzet wordt gesproken als iemand bewust de ‘aanmerkelijke kans’ dat een bepaald gevolg (zoals in dit geval het kapot gaan van de ruit en het gewond raken van een passagier) zal intreden door zijn of haar handelen heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 4 stelt de rechtbank vast dat de kans dat een ruit kapot gaat wanneer er stenen naartoe worden gegooid groot (‘aanmerkelijk’) is. [verdachte] , die volgens de rechtbank niet dom is, moet zich hiervan bewust geweest zijn. Door toch stenen naar de bus te gooien, heeft [verdachte] volgens de rechtbank bewust de kans aanvaard dat de ruit door haar handelen kapot zou gaan. Hierdoor is bewezen dat [verdachte] zich, samen met de medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan vernieling.
Omdat de bus snel reed op het moment dat de steen door de ruit heen kwam en het een grote steen betrof, vindt de rechtbank dat de kans dat één van de passagiers of de buschauffeur door de steen zou worden geraakt en daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, aanmerkelijk is. Uit het WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte A] en [medeverdachte B] blijkt dat [medeverdachte A] voorafgaand aan het gooien van de stenen nog tegen [verdachte] heeft gezegd dat het mogelijk was dat de steen door de ruit zou vliegen en dat een van de passagiers hierdoor KO (
knock out)zou raken. De verklaring van [verdachte] dat zij zich niet bewust was van de mogelijke gevolgen van het gooien van de stenen vindt de rechtbank daarom niet aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een inzittende van de bus door haar handelen zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, waardoor sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat [verdachte] zich, samen met de medeverdachten, schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.”

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.zij opeen ofmeerdere momenten inof omstreeksde periode van 27 november 2018 tot en met 28 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met eenof meeranderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door(een)aanmaakblokje(s)in (de voorkant/grill van) de auto('s)te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/dezeaanmaakblokje(s),althans met een brandbare stof,ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 27 november 2018 op de Schiestraat te Utrecht en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Bolksbeekstraat te Utrecht),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
2.zij opeen ofmeerdere momenten inof omstreeksde periode van 28 november 2018 tot en met 1 december 2018 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een of meer anderen,althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door(een)aanmaakblokje(s)in (de voorkant/grill van) de auto('s)te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/dezeaanmaakblokje(s),althans met een brandbare stof,ten gevolge waarvan meerdere auto's (te weten:
- een Opel met kenteken [kenteken] op 28 november 2018 op de Pallasburg te Nieuwegein en/of
- een Citroën met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Nabuccolaan te Nieuwegein en/of
- een Jeep met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Beethovenstraat te Nieuwegein en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 29 november 2018 op de Strawinskystraat te Nieuwegein en/of
- een Volkswagen met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Cantatelaan te Nieuwegein en/of
- een Skoda met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Reeweide te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Apollobrug te Nieuwegein en/of
- een Opel met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Titus Brandsmastraat te Nieuwegein en/of
- een Seat met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Titus Brandsmastraat te Nieuwegein en/of
- een Toyota met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Othellolaan te Nieuwegein en/of
- een Daihatsu met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Rendierweide te Nieuwegein),
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,in elk geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
en/of
zij opeen of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 28 november 2018 tot en met1 december 2018 te Nieuwegeintezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht door(een)aanmaakblokje(s)in (de voorkant/grill van) de auto('s)te plaatsen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met dit/dezeaanmaakblokje(s),althans met een brandbare stof,ten gevolge waarvanmeerdere auto's (te weten):
- een Alfa Romeo met kenteken [kenteken] op 1 december 2018 op de Pallasburg te Nieuwegeinen/of
geheel ofgedeeltelijkzijnis verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor naast geparkeerde auto's en/of nabijgelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
3.
primairzij opof omstreeks4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer X] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,een of meerderestenen richting/tegen een (rijdende) bus (welke in dienst was) heeft gegooid (waardoordieeen steen/stenendoor de ruit van de buszijnis gegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.zij opof omstreeks4 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging meteen of meeranderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk(de ruit)van een bus (lijn 8, kenteken: [kenteken] ),in elk geval enig goed,die geheelof ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 11] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
5.zij opof omstreeks24 november 2018 te Utrecht tezamen en in vereniging met eenof meeranderen,althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning (gelegen aan [adres] ),in elk geval enig goed,die geheelof ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer Y] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het onder 4 en 5 bewezen verklaarde levert op, telkens:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en tot de (onvoorwaardelijke) maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna PIJ-maatregel) voor de duur van 3 jaren (waarbij de rechtbank heeft bepaald dat deze maatregel niet gemaximeerd is).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het thans bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 591 dagen, met aftrek van het voorarrest, en tot voorwaardelijke oplegging van de PIJ-maatregel, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder opname in [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling.
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd, met bijzondere voorwaarden, waaronder opname in [zorginstelling] .
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich, ook samen met anderen, schuldig gemaakt aan een groot aantal brandstichtingen in geparkeerde auto’s in Utrecht en Nieuwegein. Deze feiten hebben tot veel materiële schade geleid, maar ook tot veel overlast voor de direct betrokkenen. Ook hebben de brandstichtingen tot veel onrust geleid in Utrecht en Nieuwegein. Dergelijke feiten roepen gevoelens van angst en onveiligheid op bij onder meer eigenaren van auto’s en buurtbewoners.
Ook heeft verdachte samen met anderen stenen gegooid naar een rijdende bus, waardoor een ruit van deze bus werd vernield. De steen die in de bus is beland, had aan inzittenden ernstig lichamelijk letsel kunnen toebrengen. Dat dit niet is gebeurd, is een gelukkig toeval. De gebeurtenis heeft veel impact gehad op de passagiers en op de buschauffeur. Zo heeft de buschauffeur verklaard dat het leek alsof er een aanslag werd gepleegd op de bus en dat passagiers huilden en gilden. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Ten slotte heeft verdachte ook nog een ruit van een woning ingegooid met een steen, waardoor materiële schade is ontstaan en de bewoners van deze woning enorm zijn geschrokken.
Bij de ernst van al deze feiten past in elk geval oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur.
Verdachte was ten tijde van het plegen van alle delicten 19 jaar oud. De rechtbank heeft toepassing gegeven aan het adolescentenstrafrecht. De advocaat-generaal en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat ook het hof het adolescentenstrafrecht toepast.
Het hof heeft kennis genomen van een groot aantal rapportages over verdachte, waaronder:
  • het Pro Justitia rapport van psychiaters [naam] en [naam] van 21 maart 2019;
  • het Pro Justitia rapport van psycholoog [naam] van 22 maart 2019;
  • het reclasseringsrapport van 2 juni 2020.
Het hof heeft gelet op de adviezen in deze rapporten, en ziet, met de advocaat-generaal en de raadsman, in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Uit de rapportages van de psychiaters en de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake is van ADHD, een autismespectrumstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Verdachte leed aan deze stoornissen ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. Deze stoornissen hebben de keuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. Door de deskundigen wordt geadviseerd om de strafbare feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het hof neemt dit advies over en maakt het tot het zijne. Bij de strafoplegging zal het hof rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid.
Ook is uit de rapportages van de psychiaters en psycholoog gebleken dat het van belang is dat verdachte behandeling en begeleiding krijgt, toegespitst op haar problematiek.
Door de rechtbank is verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Het hoger beroep van verdachte was hier mede tegen gericht.
De reclassering heeft recent gerapporteerd over het onderzoek naar een passende straf en/of maatregel. Er is uitgebreid gekeken naar mogelijkheden voor het opstellen van voorwaarden voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Volgens de reclassering is het risico op recidive verhoogd als er geen behandeling wordt ingezet. Verdachte heeft inmiddels laten zien dat zij gemotiveerd is voor behandeling en gedragsverandering. De reclassering heeft uitgezocht dat verdachte voor behandeling en resocialisatie het beste terecht kan bij [zorginstelling] . Geadviseerd wordt om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met als voornaamste voorwaarde dat verdachte zich daar laat opnemen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij bereid is om zich aan de voorwaarden die de reclassering heeft geformuleerd, te houden. Zij ziet zelf in dat zij behandeling nodig heeft.
Alles afwegende vindt het hof oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel passend en aangewezen.
Nu de maatregel tevens wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen is verlenging van de maatregel, gelet op artikel 6:6:31, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering mogelijk.
Tot slot ligt de vraag voor of er daarnaast nog jeugddetentie dient te worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat er 591 dagen jeugddetentie wordt opgelegd aan verdachte, waardoor de vrijheidsbeneming in de jeugdgevangenis, na aftrek van het voorarrest, eindigt op de datum dat verdachte kan worden opgenomen in [zorginstelling] .
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof op dit punt. De raadsman vindt de gevorderde straf aan de hoge kant, maar kan zich vinden in het voorstel van de advocaat-generaal.
Het hof zal de eis van de advocaat-generaal volgen en aan verdachte jeugddetentie opleggen voor de duur van 591 dagen met aftrek van het voorarrest. De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt een zware sanctie in de zin van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Voor het hof speelt in belangrijke mate mee dat er voor verdachte een traject is uitgezet van jeugddetentie naar behandeling en het hof ziet de noodzaak dat de opname bij [zorginstelling] aansluit op de jeugddetentie. Het aantal dagen op te leggen jeugddetentie is hierop mede afgestemd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.026,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij heeft aangegeven dat haar schade al vergoed is door de verzekering. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.223,86. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat de benadeelde partij thans niet in haar vordering kan worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Op grond van de wetsgeschiedenis zijn verzekeringsmaatschappijen niet bevoegd om zich als benadeelde partij te voegen in een strafzaak, omdat de schade die zij hebben geleden niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.799,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het hof is, net als de rechtbank, van oordeel dat de benadeelde partij thans niet in haar vordering kan worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Op grond van de wetsgeschiedenis zijn verzekeringsmaatschappijen niet bevoegd om zich als benadeelde partij te voegen in een strafzaak, omdat de schade die zij hebben geleden niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 470,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering is niet ingediend door een daartoe bevoegd persoon.
De vordering is ingediend door [naam] . Niet gebleken is dat deze persoon namens [benadeelde 5] gemachtigd was om deze vordering in te dienen. Er is niet voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het indienen van een vordering. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 636,11. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, tot een bedrag van € 150,00 wegens geleden materiële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat de overige schade het rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.617,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.508,78. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, tot een bedrag van € 3.508,78 wegens geleden materiële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij heeft (de hoogte van) de overige schade onvoldoende onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.950,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade is niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade is niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 186,54. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De geleden schade is onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof vindt de onderbouwing van de geleden schade voldoende duidelijk en aannemelijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 465,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schade is niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
591 (vijfhonderd eenennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen.

Bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat
  • de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in [zorginstelling] of een soortgelijke zorginstelling; veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling; het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling; als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de veroordeelde de reclassering helpt aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is, deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de veroordeelde meewerkt aan huisbezoeken;
  • de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de veroordeelde zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de veroordeelde meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
  • indien veroordeelde onvoldoende meewerkt aan de opgelegde voorwaarden, het mogelijk is om artikel 6:6:11, zevende lid, Wetboek van Strafvordering toe te passen. Veroordeelde kan dan gedwongen worden mee te werken aan een tijdelijke opname in een door de rechtbank aangewezen instelling voor de duur van maximaal tweemaal 7 (zeven) weken;
  • de veroordeelde niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen gaat, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Aan de bijzondere voorwaarden zijn van rechtswege de volgende voorwaarden verbonden.
Dat de veroordeelde:
  • gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland, Advies- & Toezichtunit 2 Oost, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 november 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 7] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.508,78 (drieduizend vijfhonderdacht euro en achtenzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.508,78 (drieduizend vijfhonderdacht euro en achtenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 december 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 8] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.950,00 (duizend negenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.950,00 (duizend negenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 december 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 9] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 29 november 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 10] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 186,54 (honderdzesentachtig euro en vierenvijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 186,54 (honderdzesentachtig euro en vierenvijftig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 december 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 11] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 465,00 (vierhonderdvijfenzestig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 11] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 465,00 (vierhonderdvijfenzestig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 november 2018.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. K.A.J.M. Wetzels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier,
en op 30 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 februari 2019, genummerd 2018347504 ( [onderzoeksnaam] ), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 478. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal bevindingen buschauffeur steen door de ruit, p. 376.
3.Het proces-verbaal bevindingen buschauffeur steen door de ruit, p. 377.
4.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 305.
5.Een geschrift, te weten: een afschrift van aangifte met proces-verbaalnummer PL0900-2018324074, p. 304.
6.Het proces-verbaal van bevindingen passagier buslijn 8, p. 379.
7.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam] van 13 december 2018, p. 272.
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam] van 13 december 2018, p. 281.
9.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 juni 2019.