ECLI:NL:GHARL:2020:4885

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
21-000736-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van diefstal van een aanhangwagen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor de diefstal van een aanhangwagen, gepleegd in vereniging, en kreeg een gevangenisstraf van één maand opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 12 juni 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voorstelde.

Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig bewijs is voor de diefstal van de aanhangwagen, maar heeft twijfels over de betrokkenheid van de verdachte. De verdachte zat weliswaar in een auto die volgens een getuige betrokken was bij de diefstal, maar er ontbraken andere concrete aanknopingspunten die zijn betrokkenheid bij de diefstal konden bevestigen. Het hof concludeert dat het tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de verdachte in de auto, evenals de door de verdachte gegeven lezing, voldoende ruimte laten voor twijfel.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. Het arrest is op 26 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000736-19
Uitspraak d.d.: 26 juni 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2019 met parketnummer 18-201034-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. J.D. Nijenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 februari 2019 ter zake van de ten laste gelegde diefstal van een aanhanger, gepleegd in vereniging, veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 26 augustus 2018 tot en met 27 augustus 2018 te Nijland, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een (bruine) aanhangwagen (met daarop bevestigd een witte kentekenplaat [nummer] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan
[benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat er voldoende wettig bewijs is voor diefstal van de aanhanger maar gelet op de uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden houdt het hof twijfel over de betrokkenheid van verdachte daarbij. Daarom komt het hof tot het oordeel dat niet overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal van de aanhangwagen, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Verdachte zat weliswaar in een auto die volgens een getuige betrokken was bij de diefstal, maar nu andere concrete aanknopingspunten voor de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van de aanhanger ontbreken – terwijl het tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van verdachte in de auto (zonder aanhanger) en ook de (mogelijk) gereden route enige ruimte laten voor de door verdachte gegeven lezing – heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte betrokken was bij de diefstal.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 26 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.