In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor de diefstal van een aanhangwagen, gepleegd in vereniging, en kreeg een gevangenisstraf van één maand opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 12 juni 2020 heeft het hof het dossier en de vordering van de advocaat-generaal bestudeerd, die veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voorstelde.
Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig bewijs is voor de diefstal van de aanhangwagen, maar heeft twijfels over de betrokkenheid van de verdachte. De verdachte zat weliswaar in een auto die volgens een getuige betrokken was bij de diefstal, maar er ontbraken andere concrete aanknopingspunten die zijn betrokkenheid bij de diefstal konden bevestigen. Het hof concludeert dat het tijdsverloop tussen de diefstal en het aantreffen van de verdachte in de auto, evenals de door de verdachte gegeven lezing, voldoende ruimte laten voor twijfel.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. Het arrest is op 26 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.