ECLI:NL:GHARL:2020:4880

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
21-007058-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1984 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, waarvoor hij een geldboete van € 550,- had gekregen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte was op 30 maart 2018 in Naarden aangehouden met ongeveer 2,59 gram cocaïne in zijn bezit. Tijdens de zitting is het verweer van de verdachte, dat de bewijsvergaring onrechtmatig was, verworpen. Het hof oordeelde dat de verbalisanten, die belast waren met toezicht in de gemeente Gooise Meren, bevoegd waren om de verdachte te controleren en zijn voertuig te doorzoeken. De verdachte had eerder al inbrekerswerktuigen in zijn voertuig, wat aanleiding gaf tot extra toezicht. De bevindingen van de verbalisanten, waaronder het aantreffen van cocaïne en andere indicaties van drugshandel, leidden tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof legde een geldboete van € 550,- op, subsidiair 11 dagen hechtenis, en oordeelde dat de straf passend was gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007058-18
Uitspraak d.d.: 26 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 december 2018 met parketnummer 16-193174-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een geldboete van € 550,- subsidiair 11 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij voornoemd vonnis ter zake van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne veroordeeld tot een geldboete van € 550,- subsidiair 11 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2018 te Naarden, gemeente Gooise Meren opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,59 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot de rechtmatigheid van de bewijsvergaring

Ter zitting in hoger beroep is door de raadsvrouw betoogd dat het doorzoeken van de auto van verdachte op 30 maart 2018 onrechtmatig was omdat de bevoegdheid voor die doorzoeking ontbrak. Volgens de raadsvrouw is sprake van détournement de pouvoir omdat de politie haar toezichthoudende bevoegdheden voor opsporingsdoeleinden heeft gebruikt. Dit dient te leiden tot primair het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie, dan wel subsidiair tot bewijsuitsluiting van de gevonden goederen.
Vooropgesteld wordt dat het hof geen enkele aanleiding ziet om te twijfelen aan het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2018, op ambtseed opgemaakt door verbalisanten W.D. Jonker en K. Schols. Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang, het volgende in:
Verbalisanten Jonker en Schols bevonden zich op 30 maart 2018, in uniform gekleed en met toezicht in de gemeente Gooise Meren belast, op de openbare weg in Naarden. Zij hielden zich op in Gooise Meren vanwege een stijging van het aantal woninginbraken in de afgelopen weken en omdat in het paasweekend meer woninginbraken plaatsvinden. Omstreeks 19.57 uur zagen verbalisanten een [voertuig] met [kenteken] met als tenaamgestelde [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte). Verbalisant Schols weet van eerdere controles dat [verdachte] in het politiesysteem voorkomt voor 26 zaken als verdachte van vermogensdelicten. Verbalisant Schols had tijdens een controle op 9 maart 2018 in het voertuig van [verdachte] 13 stuks gereedschap aangetroffen die als inbrekerswerktuig gezien kunnen worden. Het is Schols bovendien bekend dat extra aandacht voor [verdachte] wordt gevraagd in verband met zijn mogelijke betrokkenheid bij diefstallen van buitenboordmotoren. Verbalisant Schols gaf de bestuurder van het voertuig een stopteken, waaraan hij voldeed. Verbalisant Schols sprak de bestuurder aan en zag dat de hem ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Toen [verdachte] vroeg waarom hij staande werd gehouden heeft verbalisant Schols hem uitgelegd dat hij in de systemen voorkomt als inbreker in woningen, voertuigen en vaartuigen en dat zij in verband met de vele woninginbraken in het paasweekend extra toezicht houden op het voorkomen van woninginbraken. [verdachte] gaf aan dat hij niet wilde vertellen waar hij naar op weg was, dat hij nu net bij zijn ouders vandaan kwam en dat hij pas sinds twee dagen weer de beschikking heeft over zijn auto.
Verbalisant Schols vertelde dat zij op basis van zijn antecedenten, de vele woninginbraken in de gemeente Gooise Meren en het aantreffen van de inbrekerswerktuigen op 9 maart 2018 een onderzoek in zijn voertuig wilden verrichten. Verbalisanten Schols en Jonker hoorden [verdachte] zeggen: "Jullie doen maar." en zagen dat hij uit zijn voertuig stapte. Ze hoorden [verdachte] vervolgens zeggen dat hij zijn voertuig vergeleken met de vorige keer in ieder geval had opgeruimd voor hen. Verbalisanten hoorden dat er een telefoon overging en zagen dat [verdachte] een zwarte kleine Nokia uit zijn linker jaszak pakte. Verbalisanten hoorden [verdachte] zeggen dat hij zijn telefoon even moest opnemen, omdat dit zijn vriendin zou zijn. Zij zagen dat [verdachte] opnam en het toestel naar zijn oor bracht. Verbalisanten hoorden [verdachte] zeggen ‘jo bel later’ en zij hoorden dat er een zware mannenstem aan de andere zijde van de telefoon antwoordde ‘is goed’.
Hierop is verbalisant Jonker met [verdachte] aan de achterzijde van het voertuig gaan staan. Verbalisant Schols heeft de lading van het voertuig van [verdachte] , op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht artikel 5.19, onderzocht op de aanwezigheid van
inbrekerswerktuig. In de Algemene Plaatselijke verordening van Gooise Meren staat het vervoeren van inbrekerswerktuig strafbaar gesteld in artikel 2.44. Verbalisant Schols weet van de controle op 9 maart 2018 dat er in het voertuig meerdere vakjes zijn en dat veel kappen en handvatten in het voertuig los zitten. Ook weet hij dat tijdens de controle op 9 maart 2018 meerdere schroevendraaiers in deze verborgen vakken lagen.
Onderzoek voertuig
Verbalisant Schols heeft het voertuig aan de bestuurderszijde betreden. Hij keek in het bestuurdersportier. Hierin trof hij de volgende goederen:
- vouwpapieren in een sealbag, voorgestreept voor pony packs. Dit betroffen 8 grote
vouwpapiertjes en 6 kleine vouwpapiertjes.
- een klein weegschaaltje
Verbalisant Schols keek rechts naast de bestuurdersstoel en zag daar een opgevouwen grote ponypack liggen. Hij pakte de ponypack en zag dat deze geopend was. Verbalisant zag dat er niets in het ponypack zat en hij zag dat er ook geen resten in de ponypack zaten. Verbalisant Schols weet van de vorige controle dat er onder de versnellingspook een ruimte zat waar een schroevendraaier verstopt lag. Hij zag dat de kap van de versnellingspook aan de rechterzijde wat omhoog stond. Hierop heeft hij de kap omhoog gehaald. Verbalisant zag dat er onder de versnellingspook een klein buisje lag, met bruin fijn korrelig poeder
Verbalisant Schols is hierop naar zijn collega en [verdachte] gelopen. Hij vroeg aan [verdachte] wat er in het buisje zat met bruin poeder. Verbalisanten Schols en Jonker hoorden [verdachte] zeggen: "Huh wat is dat? Waar komt dat nou weer vandaan." Verbalisant Schols vertelde dat dit onder de versnellingspook lag. Verbalisanten hoorden [verdachte]
zeggen: "Ik heb dit in de afgelopen twee weken dat ik mijn voertuig terug heb, nog nooit gezien."
Indicatie dealen
In verband met de volgende bevindingen ontstond er een verdenking op [verdachte] dat hij mogelijk met de handel in harddrugs bezig was.
*** TELEFOON ***
Tijdens de controle is [verdachte] meerdere malen op een kleine zwarte Nokia
telefoon gebeld. Het is verbalisanten bekend dat dit soort kleine telefoontjes vaak door dealers van drugs worden gebruikt. Tevens werd [verdachte] tijdens de controle in totaal 11 keer gebeld, waarvan hij twee telefoontjes op had genomen. Tijdens deze telefoontjes gaf hij naar ons aan dat dit zijn vriendin was. Wij hoorden aan de andere kant van de lijn echter een zware mannenstem.
*** AANHOUDING 13 MAART 2018 HARDDRUGS ***
Op 13 maart 2018 is [verdachte] aangehouden met in totaal 24 pony packs met, wat bleek later, cocaïne. Deze pony packs hadden dezelfde bedrukking als de in de auto aangetroffen Pony Packs vouwpapieren
*** PONY PACK VOUWPAPIEREN ***
Over de Pony Packs vouwpapieren verklaarde [verdachte] dat deze nog steeds in
zijn voertuig lagen sinds de aanhouding van 13 maart 2018. Verbalisant Schols, weet dat er bij de aanhouding van 13 maart 2018 13 kleine vouwpapieren en 17 grote vouwpapieren in het voertuig waren aangetroffen. Verbalisanten zagen dat er nog maar 9 grote en 6 kleine vouwpapieren over waren.
*** WEEGSCHAAL ***
In het voertuig werd een kleine weegschaal aangetroffen. Het is verbalisanten bekend dat drugsdealers vaak een klein weegschaaltje bij zich hebben om zo de drugs voor de verkoop af te wegen.
*** BUISJE MET BRUIN POEDER ***
In het voertuig lag een buisje met bruin poeder. Dit kan mogelijk drugs zijn. [verdachte] gaf aan dat hij niet weet wat dit is en het niet herkende. Echter lagen de afstandsbedieningen van bijlage 5 bij de aanhouding van 13 maart in het dashboardkastje van de auto.
Opiumfouillering
Gezien bovenstaande feiten en omstandigheden, kregen verbalisanten het vermoeden dat [verdachte] , zich op dit moment, mogelijk bezig hield met het handelen in harddrugs. Hierdoor ontstonden er bij verbalisanten ernstige bezwaren. Hierop heeft verbalisant Schols [verdachte] op grond van artikel 9 lid 2 aan de kleding onderzocht.
Aantreffen drugs
Verbalisant Schols trof in de linker binnenzak van [verdachte] 2 grote witte pony packs aan. Hij voelde dat de verpakking dik was. Verbalisant voelde als laatste in de liesstreek van [verdachte] . Hij voelde aan de voorzijde een aantal harde blokjes zitten en herkende de vorm als zijnde volle Pony Packs.
Aanhouding
Op vrijdag, 30 maart 2018 te 20.23 uur hield verbalisant Schols op de openbare weg, [adres] te Naarden, [verdachte] aan als verdachte van overtreding van artikel 2 van de Opiumwet.
Cautie + consultatie
Verbalisant Schols deelde [verdachte] mee dat hij was aangehouden in verband met handel dan wel bezit van harddrugs.
Overbrengen bureau Hilversum
Hierop hebben verbalisanten [verdachte] naar het politiebureau in Hilversum, waar zij op 30 maart 2018 te 21.03 uur aankwamen.
Onderzoek aan het lichaam
In verband met de ernstige bezwaren tegen [verdachte] kreeg verbalisant Schols toestemming om [verdachte] aan zijn lichaam te onderzoeken. Hierop is verbalisant naar [verdachte] gelopen en heeft hem uitgelegd dat hij het vermoeden had dat er meerdere pony packs in zijn boxer zitten. Hierop heeft verbalisant [verdachte] gevraagd om deze uit zijn boxershort te pakken en op het bureau te leggen.
Verbalisanten hoorden [verdachte] zeggen: "Is goed, maar weet dat dit allemaal eigen gebruik is." Zij zagen dat [verdachte] vervolgens 4 pony packs te voorschijn
haalde. Dit betrof 2 kleine en 2 grote pony packs. Verbalisanten zagen dat deze ponypacks dezelfde opdruk hadden als de Pony Pack vouwblaadjes die in de auto waren aangetroffen.
Op grond van het voorgaande overweegt het hof dat verbalisanten Jonker en Schols, die op 30 maart 2018 waren belast met het toezicht in de gemeente Gooise Meren, onder de hiervoor genoemde omstandigheden bevoegd waren om verdachte te doen stoppen en zijn personalia en antecedenten te controleren. De verbalisanten waren op grond van de aan toezichthouders (behoudens wettelijke uitzonderingen) steeds toekomende bevoegdheden uit de tweede titel van boek 5 van de Algemene wet bestuursrecht in hun hoedanigheid van met het toezicht op de naleving van de APV Gooise Meren belaste toezichthouders tevens bevoegd om onderzoek in de auto te verrichten. Na het openen van het portier ziet verbalisant Schols in het bestuurdersportier vouwpapieren in een sealbag, voorgestreept voor ponypacks, en een klein weegschaaltje. Ook ziet hij rechts naast de bestuurdersstoel een opgevouwen grote ponypack liggen. Vervolgens ontstond op grond van deze bevindingen, ook gelet op de aanhouding van verdachte op 13 maart 2018 en de telefoonoproepen, een redelijk vermoeden van schuld ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de gang van zaken, zoals hiervoor beschreven, geenszins de conclusie dat de verbalisanten de hen toekomende toezichtsbevoegdheden voor een ander doel, namelijk het verrichten van opsporingshandelingen, hebben gebruikt. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 maart 2018 te Naarden, gemeente Gooise Meren opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,59 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 30 maart 2018 2,59 gram cocaïne opzettelijk aanwezig gehad. Het gebruik van harddrugs is schadelijk voor de gezondheid. De productie ervan en de handel erin leveren milieuschade op en werken allerlei vormen van criminaliteit in de hand. Daarom is (ook) het aanwezig hebben ervan strafbaar gesteld.
Het LOVS-oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van 0 tot 10 gram harddrugs gaat uit van een geldboete van € 750,00.
Op grond van het voorgaande acht het hof de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete van € 550,-, welke geldboete eveneens door de politierechter was opgelegd, passend en geboden.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte voor zover deze ter zitting van het hof is gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 26 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.