Uitspraak
WETVVS P20-0064
Beschikking van 25 juni 2020
BESCHIKKING
[Veroordeelde] ,
- het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 augustus 2018, waarbij aan de veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren is opgelegd;
- de beschikking van de Minister van Justitie en Veiligheid van 23 mei 2019, betreffende de beëindiging van het verblijfsrecht van de veroordeelde en de ongewenstverklaring van de veroordeelde;
- een Verklaring over de strafoverdracht van de veroordeelde, gedateerd 17 november 2019
- het uittreksel Justitiële Documentatie van de veroordeelde van 19 november 2019;
- de brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 28 november 2019, namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, gericht aan het ‘Ministerie van Veiligheid en Justitie’ betreffende de beantwoording van een drietal, bij verzoek van 5 november 2019 aan de IND, gestelde vragen;
- de kennisgeving van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 februari 2020 van het voornemen van het besluit tot het toezenden van het hiervoor genoemde vonnis aan de Italiaanse autoriteiten ter overname van de vrijheidsbenemende straf op grond van hoofdstuk 2, afdeling 3 van de WETVVS;
- het bezwaarschrift namens de veroordeelde van 14 februari 2020, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 februari 2020;
- een e-mailbericht van [ambtenaar van het ministerie] van 4 juni 2020 namens het Ministerie van Justitie en Veiligheid, betreffende een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift van de veroordeelde;
- een e-mailbericht van de raadsvrouw van de veroordeelde mr. S. Selbach van 9 juni 2020, met als bijlage een begeleidende brief met aanvullende stukken ten behoeve van de bezwaarprocedure bij het gerechtshof, welke stukken onder meer zien op de indiening van een beroepschrift tegen een beslissing tot ongegrondverklaring van het tegen de beschikking van 23 mei 2019 gerichte bezwaar en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, alsmede een verklaring van [betrokkene] , die de zorg draagt voor de minderjarige zoon van de veroordeelde.
Vreemdelingrechtelijke voorgeschiedenis en procesgang
Overwegingen
- dat het verblijfsrecht van de veroordeelde is beëindigd en dat hij ongewenst is verklaard;
- dat de veroordeelde korter dan vijftien jaren in Nederland verblijft en dat aan hem een gevangenisstraf voor een duur van meer dan twaalf maanden is opgelegd;
- dat de IND heeft geoordeeld dat de veroordeelde een reëel en actueel gevaar is voor de Nederlandse samenleving;
- dat verdachte hier geen huisvesting of werk heeft en dat het contact met zijn zoon beperkt is tot contact in het kader van een Jeugdzorg-project;
- dat aan de formele voorwaarden voor overdracht op grond van de WETVVS is voldaan.
- a. de veroordeelde zich in Nederland of in de uitvoerende lidstaat bevindt; en
- b. de bevoegde autoriteit van de uitvoerende lidstaat met de toezending heeft ingestemd, tenzij deze instemming niet vereist is; en
- c. de veroordeelde om de toezending heeft verzocht of daarmee heeft ingestemd, tenzij deze instemming niet vereist is; en
- d. Onze Minister zich ervan heeft vergewist, al dan niet na overleg met de bevoegde autoriteit van de uitvoerende lidstaat, dat de tenuitvoerlegging in de uitvoerende lidstaat kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde in die staat.