Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Aerarius c.s. zijn tegen beide vonnissen in hoger beroep gekomen. De gemeente heeft onder de voorwaarde dat het principaal hoger beroep slaagt twee grieven tegen het tussenvonnis gericht.
“second-best”-oplossing: bij gebreke van een goede locatie voor de supermarkten in het kernwinkelgebied is de vestiging van twee supermarkten nabij het kernwinkelgebied de beste oplossing. Ook wordt nagedacht het Wegwijzerterrein
“van tafel”te krijgen (zie bijvoorbeeld het overleg op 21 februari 2014, p. 3 van het verslag, productie 74 bij inleidende dagvaarding). Uit de door Aerarius c.s. als producties 78-80 overgelegde e-mailberichten blijkt dat [de wethouder] in de periode juli-september 2014 met Aerarius c.s. een bespreking bij de provincie voorbereidde om het project aldaar te verdedigen.
“second-best”-scenario laten varen. De gemeente heeft voldoende gemotiveerd waarom zij niet langer het project steunde en heeft daarbij voldoende rekening gehouden met de belangen van Aerarius c.s. In artikel 3 lid 2 van de concretiseringsovereenkomst is bepaald dat de gemeente, als zij gebruik maakt van haar in dat artikellid toegekende bevoegdheid, niet aansprakelijk is tegenover Aerarius c.s. (In 4.13 zal het hof nog toelichten waarom het - anders dan de rechtbank - vindt dat de gemeente in juli 2015 gebruik kon maken van de bevoegdheid van artikel 3 lid 2 van de concretiseringsovereenkomst.) Op het voorgaande stuiten alle vorderingen van Aerarius c.s. af, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Van misbruik van bevoegdheid, détournement de pouvoir of schending van het vertrouwens- of zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake.
“mits uit de nog uit te voeren onderzoeken niet van enige ruimtelijke of milieutechnische belemmeringen zou blijken”. Vooral uit het onderzoek van DTNP volgde dat er wel degelijk dergelijke planologische belemmeringen waren ontstaan, zodat de gemeente niet meer gehouden was mee te werken aan de vestiging van twee supermarkten op het MGW-terrein. De brief van 15 januari 2010, die op verlangen van Aerarius c.s. is verstuurd om hun
“wat meer zekerheid over de mogelijkheid van (her)invulling”te bieden, zou aanvankelijk ter instemming aan de raad worden gestuurd, maar is uiteindelijk ter kennisneming aan de raad gestuurd. Daaraan konden Aerarius c.s. niet de gerechtvaardigde verwachtingen ontlenen dat de raad akkoord zou gaan met een bestemmingsplanwijziging die het project mogelijk zou maken, althans hebben Aerarius c.s. te weinig daarover gesteld. Ook de bestuursrechtelijke jurisprudentie over het vertrouwensbeginsel (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 29 mei 2019 ECLI:NL:RVS:2019:1694) brengt niet mee dat er sprake is van een aan het bevoegde orgaan toe te rekenen bindende toezegging. De in § 4 geformuleerde grief slaagt daarom niet.