In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de voortzetting van het beschermingsbewind over de goederen van verzoeker. De kantonrechter had eerder op 14 oktober 2019 het bewind opgeheven, wat verzoeker in hoger beroep aanvecht. Verzoeker stelt dat hij altijd heeft meegewerkt aan het bewind en dat de bewindvoerder nalatig is geweest in zijn taken. Het hof heeft vastgesteld dat er problemen zijn in de communicatie tussen verzoeker en de bewindvoerder, maar biedt verzoeker een allerlaatste kans om het beschermingsbewind voort te zetten, gezien zijn gezinssituatie en de noodzaak voor een stabiele financiële omgeving voor zijn minderjarige zoon. Het verzoek van verzoeker om de bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen, wordt afgewezen omdat dit verzoek voor het eerst in hoger beroep is gedaan en niet is toegestaan volgens de wet. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek tot opheffing van het beschermingsbewind af.