ECLI:NL:GHARL:2020:4711

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
200.268.611/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbenoeming van ouders als bewindvoerders na eerdere ontslag en benoeming van professionele bewindvoerder

In deze zaak gaat het om de herbenoeming van de ouders van de rechthebbende als bewindvoerders na een eerdere beslissing van de kantonrechter. De ouders waren op 1 augustus 2019 ambtshalve ontslagen als bewindvoerders van hun dochter, die als gevolg van een ongeval in 2009 ernstig letsel had opgelopen. De kantonrechter had een professionele bewindvoerder, [B], benoemd na onduidelijkheden in de rekening en verantwoording van de ouders over de jaren 2016 en 2017. De ouders hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, waarbij zij stelden dat zij inmiddels orde op zaken hadden gesteld met de hulp van [B].

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de argumenten van beide partijen. De ouders voerden aan dat er geen kwade bedoelingen waren en dat zij met de hulp van [B] de nodige verbeteringen hadden doorgevoerd. [B] heeft bevestigd dat hij hen had geadviseerd en dat er nu aparte rekeningen zijn geopend voor beheer en leefgeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht tot ontslag van de ouders was overgegaan, maar dat de doorgevoerde wijzigingen en de mogelijkheid tot consultatie van [B] hen de kans moesten geven om opnieuw als bewindvoerders op te treden.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de periode vanaf heden betreft en de ouders opnieuw benoemd als bewindvoerders, met de waarborg dat zij zich kunnen laten adviseren door [B]. De beslissing van het hof is op 18 juni 2020 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.268.611/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland: 7936236)
beschikking van 18 juni 2020
inzake
[verzoekster],
geboren [in] 1991,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende / verzoekster,
advocaat: mr. N.T.G. Greven te Leeuwarden,
en
[verweerder1] en [verweerder2] h.o.d.n. [B],
kantoorhoudend te [C] ,
verweerders in hoger beroep,
verder te noemen: [B] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de ouders],
wonende te [A] ,
de voormalige bewindvoerders/ de ouders van verzoekster.

1.Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van 1 augustus 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking), heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, de ouders van verzoekster ambtshalve ontslagen als bewindvoerders van verzoekster en [B] benoemd tot bewindvoerder van verzoekster met beslissing omtrent beloning.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift (met producties 1 t/m 2), ingekomen bij het hof op 31 oktober 2019, heeft mr. Greven namens de rechthebbende verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.2
[B] heeft op 17 december 2019 een verweerschrift (met producties A t/m C) ingediend waarin -zakelijk weergegeven- is geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek van de rechthebbende in hoger beroep.
2.3
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken waaronder:
- een journaalbericht van mr. Greven van 13 november 2019 met producties 3 t/m 9 en
begeleidende brief;
- een journaalbericht van mr. Greven van 25 november 2019 met producties 10 t/m 11c en
begeleidende brief;
- een journaalbericht van mr. Greven van 6 december 2019 met productie 12 en begeleidende
brief.
2.4
De op 30 april 2020 geplande mondelinge behandeling van de zaak is in verband met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus achterwege gebleven. Partijen hebben ingestemd met schriftelijke afdoening van de zaak. Het hof heeft in dit verband kennisgenomen van de brief van [B] van 24 april 2020 en van het journaalbericht van mr. Greven van 1 mei 2020, alsmede van de brief van mr. Greven van
1 mei 2020 met bijbehorend journaalbericht van 4 mei 2020 en productie, die ook gevoegd was bij de brief van de ouders van 8 april 2020.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende heeft ten gevolge van een ongeval in 2009 ernstig (hersen)letsel opgelopen.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter te Lelystad van 19 december 2011 is het vermogen van de rechthebbende onder bewind gesteld en zijn haar ouders tot bewindvoerders benoemd.
3.3
De kantonrechter heeft de ouders op 20 november 2018 op zitting gehoord over onduidelijkheden in de door hen afgelegde rekening en verantwoording over de jaren 2016 en 2017. Daarbij is hun door de kantonrechter nog een kans gegeven zulks te herstellen, wat is bevestigd in een brief van de griffier aan de ouders van 22 november 2018. De ouders hebben op 30 januari 2019 een nieuwe rekening en verantwoording ingediend over de voornoemde jaren. Daarover heeft correspondentie plaatsgevonden.
3.4
Bij brief van 12 juni 2019 heeft de kantonrechter de ouders in de gelegenheid gesteld een professionele bewindvoerder voor te dragen. Op 26 juli 2019 is een bereidverklaring van [B] ingekomen bij de kantonrechter.
3.5
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter vervolgens beslist als hiervoor vermeld onder "1. Het geding in eerste aanleg".

4.De motivering van de beslissing

4.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 432, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
4.2
Gelet op artikel 1:435 lid 4 BW wordt bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de rechthebbende tot bewindvoerder benoemd, of, indien dat niet van toepassing is, een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters.
4.3
De reden voor het in geding zijnde ambtshalve ontslag van de ouders als bewindvoerders van de rechthebbende houdt verband met de volgens de kantonrechter gebrekkige rekening en verantwoording over de jaren 2016 en 2017.
4.4
De ouders voeren in hoger beroep kort gezegd aan dat geen sprake is geweest van kwade bedoelingen en dat zij inmiddels orde op zaken hebben gesteld met de hulp van [B] . Ter onderbouwing hebben zij een brief van [B] overgelegd van 20 september 2019 aan het bewindsbureau.
4.5
[B] heeft in zijn verweerschrift onder meer opgemerkt dat hij begin 2019 is gevraagd door de toenmalige bewindvoerders, de ouders, om als adviseur op te treden bij het indienen van de (nieuwe) rekening en verantwoording over de jaren 2016 en 2017. Er is vervolgens eerst uitleg gegeven over de wijze waarop een rekening en verantwoording moet worden opgesteld en ingediend, en de aanbevelingen zijn besproken. Daarbij is geconstateerd dat er nog een aantal zaken via de privérekening dan wel via de zakelijke rekening van de toenmalige bewindvoerders (de vader) werden betaald. Hoe dat is ontstaan is volgens [B] voldoende toegelicht in de brief van 20 mei 2019. [B] heeft uiteindelijk een aantal aanbevelingen gegeven voor noodzakelijke wijzigingen in het bewindsdossier. Om alle kosten inzichtelijk te maken die vanaf het moment van het ongeluk van de rechthebbende door de ouders of het bedrijf van de vader zijn betaald, zijn deze kosten opgevoerd als schuld (die dus in de vorige rekening en verantwoording niet opgenomen zijn). Inmiddels zijn er aparte beheer- en leefgeldrekeningen geopend en zijn betalingen die nog van de zakelijke rekening of privérekening werden afgeschreven gewijzigd. Met deze aanpassingen kunnen de ouders volgens [B] hun taak als bewindvoerders weer op zich nemen. Bij het indienen van een nieuwe rekening en verantwoording zal [B] worden geconsulteerd.
Het oordeel van het hof4.6 Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die zich blijkens de stukken voordeden ten tijde van de bestreden beschikking, is de kantonrechter terecht en op goede gronden overgegaan tot ambtshalve ontslag van de ouders als bewindvoerders van de rechthebbende en benoeming van een professionele bewindvoerder, [B] . Met de kantonrechter is het hof in dit verband van oordeel dat de door de ouders ingediende rekening en verantwoording over de jaren 2016 en 2017 vragen opriepen die ten tijde van de bestreden beschikking onvoldoende waren opgehelderd. Uit de toelichting van de vader in de brief van 20 mei 2019 blijkt in dit verband dat (ook) de boekhouding van zijn onderneming niet op orde was en voor zover de vader zich heeft beroepen op noodzakelijke correcties in dat verband na een boekenonderzoek van de belastingdienst (met kennelijk nadelige gevolgen voor het vermogen van de rechthebbende ten faveure van de bewindvoerders), is dat niet onderbouwd met onderliggende stukken betreffende bijvoorbeeld dat boekenonderzoek. Dat heeft niet alleen onduidelijkheden laten bestaan maar riep ook twijfel op over de geschiktheid van de vader om de taak als bewindvoerder op correcte wijze uit te voeren, nu dat in deze complexere zaak bij uitstek een taak is die enige administratieve vaardigheid vraagt. Anderzijds heeft [B] verklaard in de strekking dat het gaat om correcties voor in het verleden vanuit privévermogen van de bewindvoerders betaalde uitgaven voor de rechthebbende.
4.7
Verder blijkt uit de toelichting van [B] dat er inmiddels de nodige wijzigingen zijn doorgevoerd en dat deze er vertrouwen in heeft dat de ouders nu wel hun taak als bewindvoerders van de rechthebbende adequaat zullen kunnen uitoefenen, met consultatie van [B] op het punt van de jaarlijkse rekening en verantwoording. Daarbij is de emotionele beladenheid van de beslissing benadrukt en de impact van het ongeluk van de rechthebbende op de ontstane situatie.
4.8
Het hof is van oordeel dat met de doorgevoerde wijzigingen en de waarborg dat de ouders zich voor consultatie kunnen wenden tot [B] , hun de kans moet worden gegeven de taak als bewindvoerders van hun dochter weer op zich te nemen, mede gelet op de wettelijke voorkeursregeling.
4.9
Dat betekent dat het hof het ontslag van de ouders als bewindvoerders met daaraan gekoppeld de benoeming van [B] als bewindvoerder en de beslissing over diens beloning met ingang van heden ongedaan zal maken. Het hoger beroep van de ouders treft in zoverre doel.

5.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 1 augustus 2019 voor zover het de periode vanaf heden betreft;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, J.G. Idsardi en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. A.J.Th. Harkema als griffier en is op 18 juni 2020 in het openbaar uitgesproken.