In deze zaak gaat het om de herbenoeming van de ouders van de rechthebbende als bewindvoerders na een eerdere beslissing van de kantonrechter. De ouders waren op 1 augustus 2019 ambtshalve ontslagen als bewindvoerders van hun dochter, die als gevolg van een ongeval in 2009 ernstig letsel had opgelopen. De kantonrechter had een professionele bewindvoerder, [B], benoemd na onduidelijkheden in de rekening en verantwoording van de ouders over de jaren 2016 en 2017. De ouders hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, waarbij zij stelden dat zij inmiddels orde op zaken hadden gesteld met de hulp van [B].
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de argumenten van beide partijen. De ouders voerden aan dat er geen kwade bedoelingen waren en dat zij met de hulp van [B] de nodige verbeteringen hadden doorgevoerd. [B] heeft bevestigd dat hij hen had geadviseerd en dat er nu aparte rekeningen zijn geopend voor beheer en leefgeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht tot ontslag van de ouders was overgegaan, maar dat de doorgevoerde wijzigingen en de mogelijkheid tot consultatie van [B] hen de kans moesten geven om opnieuw als bewindvoerders op te treden.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover het de periode vanaf heden betreft en de ouders opnieuw benoemd als bewindvoerders, met de waarborg dat zij zich kunnen laten adviseren door [B]. De beslissing van het hof is op 18 juni 2020 openbaar uitgesproken.