In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om een DNA-test te gelasten en een omgangsregeling vast te stellen met haar dochter, die bijna 18 jaar oud is. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. de Roode, heeft in eerste aanleg bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoek ingediend om informatie over haar dochter te ontvangen en een omgangsregeling te treffen. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, wat de moeder heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek om een DNA-test niet in verband staat met het verzoek om een omgangsregeling. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan het in leven zijn van de dochter en hecht veel waarde aan haar mening, die zij schriftelijk heeft geuit. De dochter heeft aangegeven ernstige bezwaren te hebben tegen omgang met de moeder, wat het hof heeft meegenomen in zijn overwegingen. Gezien de leeftijd van de dochter, die bijna 18 jaar is, heeft het hof besloten dat haar mening doorslaggevend is.
De moeder heeft betoogd dat de rechtbank onzorgvuldig heeft geoordeeld en dat er geen onderzoek is gedaan naar de redenen van de dochter om geen contact te willen. De GI heeft echter verweer gevoerd en benadrukt dat de dochter op haar eigen voorwaarden contact wil. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen, waarbij het belang van de dochter voorop stond.