ECLI:NL:GHARL:2020:4547

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
21-002448.18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vrijspraak en veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging met levensbedreigend letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van openlijke geweldpleging tegen twee slachtoffers, maar de advocaat-generaal heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een zitting op 3 juni 2020. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen twee personen in Tiel op 20 augustus 2017. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken, maar het hof kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld. Het hof oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan de geweldpleging, ondanks zijn verweer dat hij geen mes had en niet had gestoken. Het hof heeft de eerdere vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 208 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij levensbedreigend letsel was ontstaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met de recidive van de verdachte op het gebied van geweldsdelicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002448-18
Uitspraak d.d.: 17 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 april 2018 met parketnummer 05-881917-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. H.J.M. Nijenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland heeft verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (met kracht) met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been,
(ter hoogte van de slagader), althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten een slagaderlijke bloeding, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] gereanimeerd moest worden, heeft toegebracht, door (met kracht) met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] , te steken en/of prikken en/of snijden;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer 1] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in het (boven)been, althans in het lichaam, te steken en/of prikken en/of snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meest subsidiair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel, openlijk, te weten op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon,
te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes/zwaard/ploertendoder, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, meermalen, althans éénmaal in/tegen het (boven)been, althans in/of tegen het lichaam te steken en/of prikken en/of snijden en/of slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten bloeduitstortingen aan de arm en/of een snijwond aan het linker bovenbeen, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
1. uiterst subsidiair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met een mes/zwaard/ploertendoder, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, meermalen, althans éénmaal in/tegen het (boven)been, althans in/of tegen het lichaam te steken en/of prikken en/of snijden en/of slaan.
2. primair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door die [slachtoffer 2] met een mes/zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in de (onder)arm te steken en/of prikken en/of snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een mes/zwaard/ploertendoder, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in/tegen de (onder)arm en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of prikken en/of snijden en/of slaan;
2. meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 augustus 2017 te Tiel, openlijk, te weten op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon,
te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] (met kracht) met een mes/zwaard/ploertendoder, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, meermalen, althans éénmaal in/tegen het (boven)been, althans in/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of prikken en/of snijden en/of tegen het lichaam te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten (een) snijwond(en) in zijn arm, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde aangevoerd dat zijn cliënt geen significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen aangever [slachtoffer 1] en dat er geen sprake was van een samenwerking tussen zijn cliënt en de medeverdachte [slachtoffer 2] . Bovendien is er geen bewijs voorhanden waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] door zijn cliënt enig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde kan niet bewezen worden dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , aldus de raadsman.
Het hof is van oordeel dat de door de verdediging gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het dossier bevat onder meer de volgende informatie:
Verdachte heeft verklaard dat hij op het moment van het incident dronken was en dat hij zich daarom weinig kan herinneren. Wel weet hij dat hij geen mes had en niemand heeft neergestoken. Het voorwerp dat hij die nacht in zijn hand had was een ploertendoder.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat hij zich in de nacht van 19 op 20 augustus 2017 in een café in Tiel bevond, samen met onder andere aangever [slachtoffer 2] . Toen er iemand de bar uit werd gezet, is [slachtoffer 1] ook naar buiten gegaan. Na ongeveer tien à vijftien minuten kwamen er twee mannen aanrennen. Het betrof de man die uit de bar was gezet, die nu een shirt of jas met capuchon droeg en een mes in zijn hand had, en een andere man, die een half gezichtsmasker op had met daarop een afbeelding van een skelettenhoofd, die volgens aangever een machete had. De man met de capuchon viel aangever aan en stak hem in zijn been. Hij heeft de man later via Facebook opgezocht en het blijkt [slachtoffer 2] te zijn.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 1] aangevallen werd in het centrum van Tiel. Hij heeft bij de daders een mes en een knuppel gezien. Hij is gestoken door een man met een mes die weer is weggerend. Zijn vriend [slachtoffer 1] is op de grond gevallen en werd toen gestoken. Aangever [slachtoffer 2] heeft hij verklaard dat hij twee snijwonden heeft opgelopen.
In het dossier bevinden zich ook bewegende beelden van het incident. Er is een proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant] die de beelden heeft bekeken. Verbalisant [verbalisant] heeft daarover het volgende gerelateerd.
Om 04.00.36 uur is er kennelijk een conflict tussen getuige [getuige 1] en [slachtoffer 2] .
Om 04.04.54 uur komt verdachte [verdachte] uit de deuropening van genoemd café, praten verdachte en [slachtoffer 2] met elkaar en rent verdachte naar links in de richting van de [adres] .
Om 04.05.55 uur loopt ook [slachtoffer 2] weg in de richting van de [adres] .
Om 04.10.33 uur komt [slachtoffer 2] vanuit de [adres] in beeld met een voorwerp in zijn handen. Hij loopt in de richting van de ingang van het café en maakt een opgefokte indruk. Voor het café staan [getuige 2] en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komt meerdere malen voor [slachtoffer 1] staan, waarbij hij het voorwerp omhoog en omlaag beweegt. [slachtoffer 2] verdwijnt dan weer uit beeld in de richting van de [adres] , nadat hij met het voorwerp hard op een fiets heeft geslagen.
Om 04.14.15 uur komt [slachtoffer 2] weer in beeld uit de richting van de [adres] en hij spreekt [slachtoffer 1] aan, terwijl hij een donkerkleurig langwerpig voorwerp met een lengte van 20 à 30 centimeter vasthoudt. [slachtoffer 2] staat met een dreigende houding tegenover [slachtoffer 1] en [getuige 2] . [slachtoffer 2] beweegt meermalen zijn rechterhand met het voorwerp in de richting van [slachtoffer 1] en [getuige 2] en hij heeft een opgefokte houding. Vervolgens verdwijnt [slachtoffer 2] weer uit beeld.
Om 04.15.46 uur komt verdachte [verdachte] vanuit de [adres] in beeld met een zwart masker of doek voor zijn gezicht met een witte opdruk en in zijn rechterhand een groot voorwerp, gelijkend op een zwaard/mes met een geschatte lengte van tussen de 40 en 60 centimeter.
[verdachte] loopt met verhoogde snelheid op [getuige 2] af en beweegt het zwaard of mes dreigend omhoog. Vervolgens komt [slachtoffer 2] vanuit de [adres] met versnelde pas in beeld lopen en hij spreekt verdachte aan. [slachtoffer 2] gaat dan het gesprek aan met [getuige 2] en daar staat [slachtoffer 1] ook bij. Verdachte komt er ook bij staan.
Om 04.16.08 uur beweegt [slachtoffer 2] zijn armen omhoog en hij maakt een opgefokte indruk. Verdachte beweegt zijn zwaard of mes dreigend omhoog en brengt dit naar voren in de richting van [slachtoffer 1] . Verdachte herhaalt dat nog een keer, waarop [slachtoffer 1] naar achteren loopt.
Om 04.16.20 uur staan verdachte en [slachtoffer 2] nog steeds bij [slachtoffer 1] en [getuige 2] terwijl zij druk handgebaren maken en opgefokt zijn. [slachtoffer 2] komt er dan ook bij staan.
Vervolgens brengt verdachte zijn zwaard of mes dreigend omhoog en naar voren in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] beweegt direct hierop met zijn rechterarm, waarbij de verbalisant op dat moment een langer voorwerp of wapen ziet, omhoog en haalt met kracht uit naar [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] wordt geraakt op zijn linker onderarm en zet meerdere stappen naar achteren.
Om 04.16.25 uur loopt verdachte op [slachtoffer 2] af en houdt zijn zwaard of mes dreigend omhoog en beweegt dit naar voren in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] beweegt daarop zijn lichaam naar achteren en brengt zijn linkerarm voor zijn gezicht. Even later lopen [slachtoffer 2] en verdachte weg in de richting van de [adres] .
Om 04.16.30 uur brengt [slachtoffer 2] zijn linkerhand omhoog en kijkt hij naar zijn arm.
Om 04.16.53 uur komt verdachte uit de richting [adres] hard in beeld rennen. Tijdens het rennen beweegt hij zijn zwaard of mes omhoog en rent hij in een rechte lijn op [slachtoffer 1] af. Verdachte rent op volle vaart op [slachtoffer 1] af en beweegt zijn zwaard of mes volledig boven zijn hoofd in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] beweegt naar achter en pakt verdachte bij zijn bovenarmen vast. Zij komen vervolgens allebei ten val.
Om 04.16.56 uur komt [slachtoffer 2] op volle snelheid het beeld in rennen en hij rent af op verdachte en [slachtoffer 1] , die naast elkaar op de grond liggen. [slachtoffer 2] rent naar [slachtoffer 1] en maakt met zijn rechterhand een stekende of slaande beweging in de richting van [slachtoffer 1] , terwijl hij in deze hand een wapen of voorwerp heeft. Verdachte ziet dan kans om op te staan. Even later loopt verdachte weg in de richting van de [adres] en [slachtoffer 2] loopt hier direct achter aan.
[getuige 2] heeft verklaard dat verdachte niet heeft gestoken. Verdachte had geen mes bij zich maar een uitschuifbare knuppel. De man met het mes (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] ) heeft gestoken. Hij was de enige met een mes.
Verdachte heeft op 22 augustus 2017 een telefoongesprek gevoerd en gesproken over het incident. Hij heeft tijdens dat gesprek gezegd dat een gabber van hem een andere vent gesneden heeft. Op de vraag of ze weten dat hij erbij was zegt verdachte: ‘(…) ja (…) ik heb gedronken. Ik werd gek in mijn hoofd. Wij gingen gereedschap halen en klaar is Kees’.
Uit de beschrijving van het letsel dat aangever [slachtoffer 1] tijdens het incident heeft opgelopen blijkt dat hij een snijwond heeft aan de binnenzijde van het linker bovenbeen met een lengte van 15 centimeter, welke is aangebracht door een hard, spits en scherp voorwerp. Daarnaast heeft hij bloeduitstortingen in zijn rechterarm. De bloeduitstortingen zijn mogelijk veroorzaakt door één of meer harde en stompe voorwerpen. Dit voorwerp kan ook een schoen zijn geweest.
Aangever [slachtoffer 2] heeft tijdens het incident twee snijwonden opgelopen aan zijn linkerarm.
Vaststelling van de feiten
Met de verdediging is het hof van oordeel dat uit de stukken in het dossier niet geconcludeerd kan worden dat het door verdachte gebruikte voorwerp een mes of zwaard is geweest. Weliswaar zijn er getuigen die hebben verklaard dat verdachte een mes of zwaard of machete in zijn hand had, maar er zijn ook andere personen die verklaren dat het om een knuppel ging. Nader onderzoek door een wapendeskundige heeft daarover geen uitsluitsel gegeven en bovendien heeft verdachte zelf verklaard dat het om een ploertendoder ging.
Het hof gaat er dan ook vanuit dat het door verdachte gehanteerde voorwerp een ploertendoder betreft.
Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden volgt onder meer dat er na een woordenwisseling kort gesproken is tussen [slachtoffer 2] en verdachte en dat zij vervolgens wegrennen en even later met wapens terugkomen om daarmee dreigende bewegingen te maken in de richting van [slachtoffer 1] . Als [slachtoffer 2] er dan bij komt staan, dreigt verdachte met zijn wapen naar [slachtoffer 2] waarop [slachtoffer 2] direct met kracht uithaalt en [slachtoffer 2] verwondt met het mes. De verdachten lopen dan allebei weg in dezelfde richting. Nog geen halve minuut later komt verdachte in een rechte lijn hard op [slachtoffer 1] afrennen met de ploertendoder volledig boven zijn hoofd. [slachtoffer 1] heeft verdachte bij de armen vast kunnen pakken en beiden zijn ten val gekomen. Enkele seconden later komt ook [slachtoffer 2] op [slachtoffer 1] afrennen en verwondt hem met het mes dat [slachtoffer 2] in handen heeft. Vervolgens lopen verdachte en [slachtoffer 2] allebei weg in de richting van de [adres] .
Naar het oordeel van het hof is er na de woordenwisseling tussen [slachtoffer 2] en een ander sprake geweest van een voortdurende opeenvolging van zowel dreigingen met geweld als geweldsplegingen in een zeer korte tijdspanne van ongeveer zes minuten, waar zowel verdachte als [slachtoffer 2] bij betrokken waren. Zij hebben daarbij samengewerkt. Ze zijn beiden kort weggeweest van de plaats delict en toen ze terugkwamen hadden ze beiden een wapen. Verdachte heeft hierover gezegd dat ze ‘gereedschap’ zijn gaan halen. Ze hebben zich vervolgens gezamenlijk gericht tegen [slachtoffer 2] , waarbij verdachte dreigend zijn wapen omhoog heeft gehouden en [slachtoffer 2] daadwerkelijk heeft aangevallen. Daarna heeft verdachte [slachtoffer 1] aangevallen, gevolgd door [slachtoffer 2] die [slachtoffer 1] in het been heeft gestoken.
Ten aanzien van beide feiten komt het hof dan ook tot de conclusie dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, zodat zowel de onder feit 1 als de onder feit 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 meest subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. meest subsidiair
hij op
of omstreeks20 augustus 2017 te Tiel, openlijk, te weten
op/aan de [adres] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon,
te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] (met kracht) met een mes/
zwaard/ploertendoder, althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp, meermalen, althanséénmaal in
/tegenhet (boven)been,
althans in/of tegen het lichaamte steken
en/of prikken en/of snijden en/of tegen het lichaam te slaan,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten bloeduitstortingen aan de arm en/of een snijwond aan het linker bovenbeen, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
2. meer subsidiair
hij op
of omstreeks20 augustus 2017 te Tiel, openlijk, te weten
op/aan de [adres] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon,
te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] (met kracht) met een mes
/zwaard/ploertendoder,
althans een scherp en/of puntig en/of hard voorwerp,meermalen,
althans éénmaal in/tegen het (boven)been, althansin/of tegen het lichaam
van die [slachtoffer 2]te steken en/of
prikken en/ofsnijden en/of slaan
, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten (een) snijwond(en) in zijn arm, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 meest subsidiair en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Gelderland heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 meest subsidiair en feit 2 meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft aangevoerd dat zijn cliënt veel spijt heeft van het gebeurde en daarbij heeft hij gewezen op de jeugdige leeftijd van zijn cliënt en de omstandigheid dat er geen sprake is van soortgelijke documentatie. De raadsman heeft verzocht om bij een veroordeling geen hogere straf op te leggen dan de tijd die zijn cliënt in voorarrest heeft doorgebracht, ook gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen twee verschillende slachtoffers. Na een avondje uit is op straat een woordenwisseling ontstaan en dit is vervolgens extreem uit de hand gelopen toen verdachte op enig moment samen met zijn medeverdachte wat hij ‘gereedschap’ heeft genoemd is gaan halen en zijn zij teruggekomen, bewapend met een mes en een ploertendoder. Verdachte heeft in de tussentijd dat hij even weg was ook een doek of masker over zijn hoofd getrokken wat zijn gezicht deels bedekte, kennelijk om onherkenbaar en anoniem deel te nemen aan de gewelddadigheden. Bij de daaropvolgende geweldplegingen is aangever [slachtoffer 1] met kracht in zijn bovenbeen gestoken en is aangever [slachtoffer 2] tweemaal met een mes verwond, waar hij snijwonden aan heeft overgehouden. Verdachte heeft de feiten gepleegd terwijl hij zwaar onder invloed van alcohol verkeerde.
Feiten als de onderhavige maken een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Uit de stukken in het dossier is gebleken dat het slachtoffer [slachtoffer 1] door de geweldpleging in zijn bovenbeen een snijwond van vijftien centimeter lang heeft opgelopen en dat er sprake was van fors bloedverlies, waardoor een levensbedreigende situatie is ontstaan. Het slachtoffer is gereanimeerd en er is een spoedoperatie verricht, gevolgd door een tweede operatie op diezelfde dag. Uit de stukken blijkt ook dat het voorwerp met grote kracht in het been is gestoken. Aldus is mede door toedoen van verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien is een dergelijk gewelddadig optreden op straat zeer schokkend voor de ooggetuigen, die hebben gezien dat [slachtoffer 1] hevig bloedend op straat lag en gereanimeerd moest worden. Het hof rekent dit verdachte ernstig aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens gelet op de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 mei 2020, waaruit blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld, ook wegens geweldsdelicten.
Het hof ziet in het onderhavige geval aanleiding om af te wijken van het relevante oriëntatiepunt straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
In het onderhavige geval gaat het om openlijk geweld dat gepleegd is tegen twee verschillende personen, waarbij een mes en een ploertendoder is gebruikt en waarbij er levensbedreigend letsel is ontstaan. Bovendien is sprake van recidive op het gebied van geweld.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf voor de duur die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meest subsidiair en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
208 (tweehonderdacht) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. J.F.C. Schnitzler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 17 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.F.C. Schnitzler is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.