ECLI:NL:GHARL:2020:4530

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
21-003553-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens onvoldoende bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Suriname in 2002, was beschuldigd van mishandeling van twee benadeelden op 8 augustus 2018 in Arnhem. De officier van justitie had een werkstraf en jeugddetentie geëist, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken. Tijdens de zitting op 2 juni 2020 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De advocaat-generaal stelde dat er voldoende bewijs was, onder andere door getuigenverklaringen die de verdachte als dader identificeerden. De verdediging betwistte dit en stelde dat de herkenning van de verdachte door een van de benadeelden niet betrouwbaar was. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De beschrijvingen van de dader door getuigen kwamen niet overeen met de kenmerken van de verdachte, zoals zijn lengte en kleding. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de mishandelingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003553-19
Uitspraak d.d.: 16 juni 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 27 juni 2019 met parketnummer 05-094975-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 2002,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze heeft gevorderd de verdachte wegens het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van onderwijs en het verlenen van medewerking bij het zoeken naar een zinvolle vrijetijdsbesteding. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] kan worden toegewezen met matiging van het smartengeld tot € 350,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] kan worden toegewezen, met uitzondering van de post ‘telefoon’, te vermeerderen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet- ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N.D. Schraa, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Arnhem aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snij- en/of barstwonden in het gezicht van die [benadeelde 1] , heeft toegebracht door voornoemde [benadeelde 1] (met een glas) te slaan en/of te stompen in/tegen/op diens gezicht en/of hoofd;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft hij, verdachte, (met een glas) voornoemde [benadeelde 1] geslagen en/of gestompt in/tegen/op diens gezicht en/of hoofd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Arnhem [benadeelde 1] heeft mishandeld door (met een glas) die voornoemde [benadeelde 1] te slaan en/of te stompen in/tegen/op diens gezicht en/of hoofd;
2.
hij op of omstreeks 8 augustus 2018 te Arnhem [benadeelde 2] heeft mishandeld door (meermalen) voornoemde [benadeelde 2] te duwen en/of te slaan en/of te stompen in/tegen/op diens gezicht en/of hoofd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Standpunt OM
De advocaat-generaal acht op grond van het voorliggende dossier bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van aangeefsters [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Volgens de advocaat-generaal is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. De advocaat-generaal verwijst naar het standpunt van de officier van justitie in de appelschriftuur: de aangifte van [benadeelde 1] wordt voldoende ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . De getuigen hebben het over een kleine getinte jongen en verdachte voldoet aan dat signalement. Aangeefster [benadeelde 2] herkent verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg als de persoon die haar geslagen heeft. Ze twijfelt niet aan de herkenning.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte opnieuw dient te worden vrijgesproken, nu er voor beide mishandelingen onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De herkenning van verdachte door [benadeelde 2] , een jaar na de mishandeling, is niet betrouwbaar. Dat verdachte jong oogde wil niet zeggen dat hij ook klein is. Verdachte voldoet niet aan de kenmerken die de getuigen noemen wanneer ze het over de persoon hebben die geslagen heeft. Zo is hij met zijn lengte van 1.74 meter niet klein en heeft hij geen fel/neonkleurig T-shirt. Hij is niet agressief. Hij wordt veroordeeld op het feit dat zijn naam is genoemd en is gaan rondzingen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van de mishandeling van [benadeelde 1] overweegt het hof dat na het incident weliswaar de naam van verdachte als de dader van beide mishandelingen is genoemd, maar dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte daadwerkelijk de dader is. Hier klemt dat de dader door diverse getuigen werd omschreven als een ‘kleine jongen’ met een ‘felgekleurd shirt’. Het hof is van oordeel dat verdachte met zijn lengte van 1,74 meter, zoals blijkt uit het door de raadsvrouw ter terechtzitting van het hof overgelegde kopie van het identiteitsbewijs van 26 juni 2018, niet zonder meer voldoet aan dit signalement. Daar komt bij dat verdachte - die van meet af aan heeft ontkend te hebben geslagen - heeft aangegeven geen felgekleurd shirt te hebben (gedragen), terwijl het dossier geen andere feiten bevat die verdachte direct linken aan een felgekleurd shirt.
Ten aanzien van de mishandeling van [benadeelde 2] concludeert het hof dat de bewijsmiddelen- de aangifte van [benadeelde 2] en haar verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg dat zij verdachte daar als dader herkent- afkomstig zijn uit één bron te weten aangeefster. Haar verklaringen worden niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
Evenals de kinderrechter spreekt het hof de verdachte van beide mishandelingen vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.081,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.264,76. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.J.C. Dijkstra, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. M.J. Vos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 16 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 16 juni 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. J. van Onna, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.