ECLI:NL:GHARL:2020:4439

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
PIJ P20/0129
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in verband met recidiverisico en ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van een jeugdige, geboren in 1996, die momenteel verblijft in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting de Hartelborgt te Spijkenisse. De zaak is in hoger beroep ingesteld door het openbaar ministerie tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2020, die de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel met drie maanden had afgewezen. Het hof heeft de zaak behandeld op 14 mei 2020, waarbij de jeugdige, zijn raadsman en de advocaat-generaal zijn gehoord, evenals deskundigen die de jeugdige hebben begeleid.

Het hof oordeelt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist, gezien het hoge recidiverisico van de jeugdige. De jeugdige heeft een complexe problematiek, waaronder een autismespectrumstoornis en een persoonlijkheidsstoornis, wat bijdraagt aan het recidiverisico. Het hof concludeert dat het in het belang van de jeugdige is om de maatregel met de maximaal mogelijke termijn van 108 dagen te verlengen, zodat er tijd is om een passende vervolgvoorziening te vinden en zijn resocialisatietraject verder vorm te geven.

De beslissing van het hof vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verlengt de PIJ-maatregel met 108 dagen, met als doel de jeugdige de kans te geven om zich verder te ontwikkelen en te werken aan zijn resocialisatie. De maatregel zal voorwaardelijk eindigen op 18 juli 2020 en onvoorwaardelijk op 18 juli 2021.

Uitspraak

PIJ P20/0129

Beslissing d.d. 28 mei 2020

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak van

[jeugdige] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1996] ,
verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) de Hartelborgt te Spijkenisse,
hierna: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2020, houdende afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maategel) met een termijn van drie maanden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juli 2014, waarbij de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen werd opgelegd;
  • de rapportage van het klinisch multidisciplinair onderzoek van de jeugdige op de observatieafdeling van Forensisch Centrum (FC) Teylingereind van 30 september 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog drs. M. van Heteren-van Namen en psychiater drs. M.D. van Ekeren;
  • de Indicatiestelling van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ), locatie NIFP Midden-Nederland, van 11 oktober 2019;
  • het veertiende perspectiefplan betreffende de jeugdige van 7 januari 2020 over de rapportageperiode van 31 juli 2019 tot en met 6 januari 2020;
  • het verlengingsadvies van RJJI de Hartelborgt van 28 januari 2020;
  • de vordering van de officier van justitie van 7 februari 2020, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 10 februari 2020;
  • het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 25 februari 2020;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de SAVRY van 27 maart 2020;
  • de akte van beroep van de officier van justitie van 6 april 2020;
  • de appelschriftuur van de officier van justitie van 15 april 2020;
  • de registratiekaart betreffende de jeugdige van 8 mei 2020;
  • het e-mailbericht van L. Ammerlaan van 8 mei 2020, inhoudende aanvullende informatie van RJJI de Hartelborgt.
Het hof heeft ter zitting van 14 mei 2020 gehoord de jeugdige (middels Skype), bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam en de advocaat generaal mr. J.J.T.M. Pieters. Voorts zijn als deskundigen gehoord L. Ammerlaan, als GZ-psycholoog en gedragswetenschapper verbonden aan RJJI de Hartelborgt, en [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering lnforsa (beiden middels Skype).
Overwegingen:
Het standpunt van het openbaar ministerie
Tijdens de behandeling van de jeugdige in het kader van de PIJ-maatregel is er te weinig veranderd om hem zomaar de straat op te sturen. Er is nog steeds sprake van grote risico's. Gelet op de ingewikkelde problematiek van de jeugdige is de duur van een voorwaardelijk beëindigde maatregel van één jaar eigenlijk te kort. Het onvoorwaardelijke deel van de PIJ-maatregel eindigt volgens de wet in juli 2020. De beperkte tijd die nu nog resteert moet worden benut om omstandigheden te scheppen die de kans zo groot mogelijk maken dat de jeugdige in de maatschappij zal functioneren zonder delicten te plegen. Dit is ook in zijn eigen belang. Het plan om de jeugdige samen te laten wonen met zijn vriendin, waarover de rechtbank het nodige heeft overwogen, kan niet doorgaan. Het alternatieve plan om hem bij zijn moeder in Amsterdam te laten verblijven, terwijl hij voor zijn opleiding en begeleiding naar Rotterdam moet reizen, is niet eerder aan de orde geweest en ook niet nader onderzocht. Hier zitten nogal wat haken en ogen aan, zeker in de huidige tijd. De kans bestaat dat het traject om hem begeleid te laten wonen in Rotterdam alsnog van de grond komt. Het is weliswaar onzeker wanneer er een begeleide woonplek voor hem beschikbaar is, maar de financiering van dit traject is al rond. De resterende tijd tot de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel dient te worden benut om de plaatsing van de jeugdige bij een begeleide woonvoorziening in Rotterdam te versnellen en - mocht dit niet mogelijk blijken - de mogelijkheden van een verblijf van de jeugdige bij zijn moeder in Amsterdam beter te onderzoeken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en verlenging van de PIJ-maatregel met een termijn van drie maanden.
Het standpunt van de jeugdige en zijn raadsman
De jeugdige was 17 jaar toen hij het indexdelict pleegde. Hij is inmiddels een volwassen man van bijna 24 jaar. Hij heeft geen nieuwe delicten gepleegd. Hij betwist dat het recidiverisico nog aanwezig is. De onbegeleide verloven van de jeugdige zijn goed verlopen. Hij is begonnen met een horeca-opleiding. De verloven en de opleiding liggen nu stil in verband met de Corona-maatregelen. De jeugdige is bereid alle afspraken na te komen. Hij wil nu niet meer bij zijn vriendin, die zwanger van hem is, gaan wonen, maar bij zijn moeder en broertje.
Gelet op het recht op familieleven, zoals dit is gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is het belangrijk dat de jeugdige in vrijheid contact kan hebben met zijn vriendin, zijn moeder en zijn broertje. Hij komt beter tot zijn recht in de omgeving waar hij is opgeroeid dan tussen de muren van de inrichting. Er zal geen beschermde woonplek voor hem worden gevonden binnen de termijn die resteert voor een verlenging van de PIJ-maatregel. De raadsman heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Indexdelict
Bij vonnis van 3 juli 2014 heeft de rechtbank Amsterdam aan de jeugdige de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd ter zake van een poging tot zware
mishandeling. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de
onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de jeugdige is sprake van een autismespectrumstoornis (ASS), zwakbegaafdheid, een persoonlijkheidsstoornis met narcistische/borderline- en antisociale kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis. De complexe problematiek van de jeugdige is direct van invloed is op het recidiverisico. Op basis van de aanwezige risicofactoren wordt het recidiverisico als hoog ingeschat blijkens de SAVRY van 27 maart 2020.
Verlenging
Het hof stelt voorop dat de PIJ-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige is. Voorts is een verlenging van de termijn van de maatregel slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. In de gevallen waarin de maatregel is verlengd, eindigt de maatregel voorwaardelijk een jaar voordat de maximale duur van de maatregel wordt bereikt.
Uit de stukken komt naar voren dat het behandeltraject van de jeugdige in de afgelopen jaren werd gekenmerkt door incidenten, waarbij onder meer sprake is geweest van zowel fysieke als verbale agressie en middelengebruik. Naar aanleidingen van mislukte pogingen om hem uit te plaatsen naar een vervolgvoorziening is hij onderzocht op de observatieafdeling van Forensisch Centrum Teylingereind. In de rapportage van dit onderzoek van 30 september 2019 concluderen GZ-psycholoog drs. M. van Heteren-Van Namen en psychiater drs. M.D. van Ekeren dat de jeugdige zijn behandelplafond inmiddels heeft bereikt. De onderzoekers formuleren verschillende aanbevelingen met betrekking tot de resocialisatiefase. Een regulier STP-traject wordt gezien de complexe problematiek van de jeugdige niet haalbaar geacht. Er zal geprobeerd moeten worden om de resocialisatie hoe dan ook binnen de resterende PIJ-termijn te realiseren. Er dient aangesloten te worden bij het beperkte cognitieve niveau van de jeugdige en zijn behoeften, om het begeleidingscontact te behouden en vervolgstappen - ondanks te voorspellen terugvallen - te kunnen blijven nemen. Vanuit de cognitieve beperkingen en regulatieproblematiek kan de jeugdige zich in het algemeen slecht aan voorwaarden houden. Hij neigt ertoe - vanuit het gebrekkig zelfgevoel en angst voor vervolgstappen - sancties over zichzelf af te roepen door voorwaarden te overtreden. Idealiter start de hulp bij resocialisatie binnen de maatregel en loopt deze na beëindiging van de maatregel door via woonbegeleiding en/of bijvoorbeeld een FACT-team, die nog binnen de maatregel dient te worden opgestart. Naar de mening van de onderzoekers is het recidivegevaar met steun, externe structuur en abstinentie van drugs terug te brengen naar een niveau van waaruit aan resocialisatie gewerkt kan worden.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt op basis van de risicotaxatie-instrumenten in de toekomst als hoog geschat.
Uit het verlengingsadvies van RJJI De Hartelborgt volgt dat er nog geen passende vervolgplek is gevonden waar de jeugdige beschermd/begeleid kan wonen. Gelet op het recidiverisico, de huidige stand van zaken in het behandeltraject en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige acht de inrichting het noodzakelijk dat hij de komende tijd verder gaat werken aan de behandel- en resocialisatiedoelen. De inrichting heeft geadviseerd de maatregel te verlengen met een termijn van drie maanden.
Ter zitting van de rechtbank heeft de behandelcoördinator van de jeugdige, de deskundige L. van Ammerlaan, een afwijkend standpunt ingenomen ten opzichte van voornoemd verlengingsadvies, in die zin dat zij zich kan voorstellen dat de PIJ-maatregel niet zal worden verlengd omdat zij - kort samengevat - verwacht dat er niet alsnog een geschikte woonplek voor de jeugdige wordt gevonden en dat zijn situatie overigens ook niet zal veranderen binnen de geadviseerde verlengingstermijn. Ter zitting van het hof is de deskundige Ammerlaan bij haar standpunt gebleven.
GGZ Reclassering Inforsa heeft in het rapport van 25 februari 2020 een negatief advies uitgebracht over de deelname van de jeugdige aan een STP-traject. Het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op het onttrekken aan de voorwaarden worden als hoog ingeschat. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor risicobeperking en een verantwoorde invulling van het STP.
De deskundige [reclasseringswerker] heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat de reclassering regelmatig contact heeft met woonbegeleiders, die jongeren veel beter in beeld hebben. De reclassering kan de begeleiding daarop afstemmen als er een gestructureerde woonplek voor de jeugdige beschikbaar zou zijn. De reclassering kan de jeugdige zelf maar één keer in de week zien en erg weinig toezicht op hem houden als hij bij zijn vriendin gaat wonen. Dat vindt de reclassering onverantwoord. Ter zitting van het hof heeft de deskundige verklaard dat het lastig blijft om toezicht op de jeugdige te houden zolang er geen begeleide woonvoorziening voor hem wordt gevonden.
Gelet op het hoge recidiverisico is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Het hof acht het onverantwoord dat de jeugdige, die thans verblijft op de afdeling
Very Intensive Care(VIC) van de jeugdinrichting, bij zijn vriendin dan wel zijn moeder gaat wonen in afwachting van zijn plaatsing in een passende vervolgvoorziening. In dat geval is er geen sprake van professionele woonbegeleiding en kan onvoldoende toezicht op hem worden gehouden. Daarbij komt dat de jeugdige zelf niet meer wil gaan wonen bij zijn vriendin in [plaats] , in welke plaats hij wel zijn opleiding wil voortzetten en de instanties zijn gevestigd die hem gaan begeleiden. De ter zitting van het hof geuite wens van de jeugdige om bij zijn moeder in [plaats] te gaan wonen hebben de inrichting en de reclassering niet kunnen meenemen bij de vormgeving van het resocialisatietraject. Een verblijf van de jeugdige bij zijn moeder voldoet ook niet aan een van de voorwaarden die de rechtbank heeft verbonden aan de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. De kans is aanzienlijk dat de jeugdige niet altijd in staat zal zijn om zich te houden aan de gestelde voorwaarden, Hij loopt in dat geval het risico dat hij wordt teruggeplaatst in een justitiële jeugdinrichting. Naar het oordeel van het hof is het ook in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige dat de maatregel wordt verlengd met de thans nog maximaal mogelijke termijn van 108 dagen. Die termijn dient te worden benut om een passende vervolgvoorziening voor de jeugdige te vinden en zijn resocialisatietraject verder vorm te geven.
Einde maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt het hof vast dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, op 18 juli 2020 voorwaardelijk zal eindigen en op 18 juli 2021 onvoorwaardelijk zal eindigen.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2020 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
108 dagen.
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. M. Keppels als raadsheren,
en drs. D.M.L. Versteijnen en dr. J. Lucieer als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 28 mei 2020 in het openbaar uitgesproken.
Mr. G. Mintjes en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.