Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Jeugdbescherming Noord | Groningen, kantoorhoudend te Groningen, verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de GI.
1. [B] ,
[de pleegouders1],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige2] en [de minderjarige3]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 mei 2019 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen was verlengd. De moeder verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de uithuisplaatsing af te wijzen of in duur te beperken, met het oog op terugplaatsing van de kinderen bij haar.
Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI) en dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van [de minderjarige2], die in het verleden is blootgesteld aan fysiek geweld. De ouderschapsbeoordeling van de moeder is nog niet afgerond, en het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om de uithuisplaatsing voort te zetten totdat er meer duidelijkheid is over de thuissituatie en de opvoedingsvaardigheden van de moeder. Het hof benadrukt dat de veiligheid van de kinderen voorop staat en dat er per kind een persoonlijke belangenafweging moet worden gemaakt.
De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij het hof de noodzaak van de uithuisplaatsing bevestigt en de moeder aanmoedigt om samen te werken met de hulpverlening. Het hof heeft ook aangegeven dat de contacten tussen de moeder en de kinderen geïntensiveerd moeten worden, zodat de mogelijkheid tot terugplaatsing open blijft, afhankelijk van de uitkomsten van de ouderschapsbeoordeling.