ECLI:NL:GHARL:2020:4336

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
21-005172-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van 2C-B

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis, voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 0,75 gram 2C-B, een middel dat onder de Opiumwet valt. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bewezenverklaring van het ten laste gelegde zonder oplegging van straf. De verdachte heeft verklaard dat hij de pillen bij zich had en dat hij deze had gekocht. Echter, het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de aangetroffen pillen daadwerkelijk 2C-B bevatten. De pillen waren in beslag genomen, maar er ontbrak een kennisgeving van inbeslagname en de kwaliteit van de foto’s in het dossier was onvoldoende om de inhoud van de zakjes vast te stellen.

Bovendien was er een rapport van het NFI dat aangaf dat er 2C-B was aangetroffen, maar dit rapport kon niet worden gekoppeld aan de pillen die bij de verdachte waren aangetroffen. Het hof concludeerde dat er geen aanvullend bewijs was over de chemische samenstelling van de pillen en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005172-19
Uitspraak d.d.: 27 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 8 augustus 2019 met parketnummer 18-108139-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, zonder oplegging van een straf. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij vonnis van 8 augustus 2019 veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 15 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2018, in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,75 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B (4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine), zijnde 2C-B (4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is op 21 augustus 2018, na afloop van het festival [naam festival] , samen met zijn vader aangehouden. Door verbalisanten werden bij hem – onder meer – verschillende gripzakjes met kleine roze pilletjes aangetroffen. Verdachte verklaarde bij de politie dat deze pilletjes 2C-B pillen waren. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte ook verklaard dat hij zes 2C-B pillen had gekocht en bij zich had, in plastic gripzakjes. Daarvan had hij er op het festival één gebruikt. Door het gebruik van deze pil werden zijn waarnemingen mooier.
De bij de verdachte aangetroffen pillen zijn kennelijk onder verdachte in beslag genomen, maar in het dossier is geen kennisgeving van inbeslagname van deze middelen opgenomen. Wel zijn in het dossier foto’s opgenomen van hetgeen bij verdachte is aangetroffen. Deze foto’s zijn van dusdanig slechte kwaliteit dat slechts de gripzakjes zichtbaar zijn, maar niet te zien is hoeveel pillen zich in de zakjes bevinden en evenmin of dit hele pillen zijn of delen daarvan. In het dossier bevindt zich daarnaast een rapportage van het NFI, te weten een rapport identificatie van veelvoorkomende drugs, waaruit blijkt dat er op 9 april 2019 door het NFI onderzoeksmateriaal is ontvangen, namelijk 0,07 gram materiaal, bestaande uit roze tabletdelen en poeder in een toegevouwen papiertje en 0,68 gram materiaal, bestaande uit vier gleuftabletten en tabletdelen, eveneens in een toegevouwen papiertje. In het rapport van het NFI wordt geconcludeerd dat dit onderzoeksmateriaal 2C-B bevat.
Het hof stelt vast dat de NFI-rapportage niet te koppelen is aan de bij de verdachte aangetroffen middelen. De in dat rapport genoemde kenmerken van het onderzoeksmateriaal komen in het dossier van verdachte in het geheel niet voor. Het genoemde politieregistratienummer komt deels overeen met het proces-verbaalnummer van het politiedossier, maar dat nummer is ook gekoppeld aan de vader van verdachte. Het hof kan aldus niet vaststellen dat de op 2C-B geteste middelen de roze pillen betreffen die bij verdachte zijn aangetroffen. Bij gebrek aan aanvullend bewijs omtrent de chemische samenstelling van de pillen die verdachte bij zich heeft gehad dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 27 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.