ECLI:NL:GHARL:2020:4310

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
21-004469-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter in strafzaken met toepassing adolescentenstrafrecht

In deze zaak gaat het om een meerderjarige verdachte die in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 15 uur. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling, vernieling, overtredingen van de Wegenverkeerswet en diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en komt tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal vermogensdelicten en verkeersovertredingen, waarbij gevaarlijke situaties zijn ontstaan. Het hof heeft besloten om de jeugddetentie aan te passen aan de duur van het voorarrest en legt bijzondere voorwaarden op, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan behandelingen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, en het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen. De uitspraak is gedaan op 9 juni 2020.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004469-19
Uitspraak d.d.: 9 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 15 augustus 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-038262-19 en 05-140703-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 05-880126-18, 05-093778-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G. Emons, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte door de politierechter berecht volgens het adolescentenstrafrecht. Verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de aftrek van de duur van het voorarrest, wegens:
in de zaak met parketnummer 05-038262-19:- opzetheling (feit 1 subsidiair)
- opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen (feit 2);
- overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 3);
in de zaak met parketnummer 05-140703-19 (gevoegd):- diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (feit 1);
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (feit 2).
Voorts is verdachte wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (feit 4 in de zaak met parketnummer 05-038262-19) veroordeeld tot een werkstraf van 15 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden.
Verdachte is vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 primair tenlastegelegde.
De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen. In de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05-093778-15 is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard en in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05-880126-18 is de proeftijd verlengd met een jaar.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring, kwalificatie en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 05-038262-19:
1. primair
hij op of omstreeks 14 februari 2019 te Nijmegen, een personenauto (met kenteken [kenteken] ) en/of autosleutels en/of kentekenbewijs (behorende bij kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking en/of braak, inklimming;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 14 februari 2019 te Nijmegen, een of meerdere goed(eren), te weten een personenauto (met kenteken [kenteken] ) en/of autosleutels en/of kentekenbewijs (behorende bij kenteken [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij/zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2019 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan de Burghardt van den Berghstraat, op of omstreeks 14 februari 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten Gemeente Nijmegen) letsel en/of schade was toegebracht.
4.
hij op of omstreeks 14 februari 2019 te Nijmegen, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg(en):
- de Dennenstraat over een busbaan heeft gereden en/of
- de Dennenstraat en/of de Graafseweg geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken gegeven middels een op dienstvoertuig van de politie Eenheid Oost-Nederland aangebracht transparant en/of terwijl hij, verdachte, werd gevolgd door genoemd politievoertuig het door hem bestuurde voertuig, niet tot stilstand heeft gebracht en/of
- de Graafseweg en/of de Burghardt van den Berghstraat met een snelheid van ongeveer 130 km/h heeft gereden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- de Burghardt van Den Berghstraat en/of de Jan de Wittstraat en/of het Cortenaerpad heeft gereden, waarbij hij zijn snelheid niet, althans onvoldoende heeft aangepast aan de verkeersomstandighe(i)d(en), te weten de aanwezigheid van een paal en/of verkeersbord en/of middengeleider en/of ander(e) weggebruiker(s) en/of parkeervak(ken) en/of parkeerstro(o)k(en), althans heeft gereden met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of niet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist en/of niet het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle heeft gehouden en/of niet de rijbaan heeft gebruikt, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig over de middengeleider gereden en/of met het motorrijtuig over een verkeersbord gereden en/of met het motorrijtuig tegen een aanwezige sporthal in gereden en/of met het door hem bestuurde voertuig in tegengestelde richting van het daar aanwezige verkeer gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
in de zaak met parketnummer 05-140703-19 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 11 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, een snorfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Nijmegen, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad/gedragen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 primair tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair tenlastegelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken vanwege een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niets vreemds of afwijkends merkte aan de auto -die hij leende van een kennis- en niet kon vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Verdachte beschikte over de originele autosleutel en de autopapieren waren aanwezig. Er waren geen andere feiten of omstandigheden waaruit verdachte een vermoeden had moeten krijgen dat er iets niet klopte.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij vervoer nodig had. Hij schakelde zijn contacten in om te vragen of iemand hem een scooter kon lenen en vervolgens kwam hij uit bij [voornaam] die hem een auto kon lenen. De auto was niet beschadigd en [voornaam] kon hem de sleutel en het kentekenbewijs overhandigen. Verdachte heeft [voornaam] slechts twee keer gezien op het schoolplein. Na het incident bleek [voornaam] onvindbaar. Verdachte heeft geen verdere gegevens van hem.
Het hof is van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte de auto heeft geleend, met zich brachten dat extra voorzichtigheid was geboden: verdachte had een onderzoeksplicht. Verdachte, die alleen een rijbewijs voor een scooter had en niet voor een auto, kreeg zomaar een auto met een waarde van zo’n € 5.000,00 te leen van een relatief onbekende. Er stond niets tegenover het lenen van deze auto. Met het enkel controleren van het kentekenbewijs is naar het oordeel van het hof niet voldaan aan de onderzoeksplicht. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat hij aanvankelijk wel een vermoeden had dat het om een gestolen auto ging, maar dat [voornaam] dat vermoeden had weggenomen door het overhandigen van de autosleutel en het kentekenbewijs. Juist nu verdachte niet bekend was met de achternaam van [voornaam] , terwijl hij op het kentekenbewijs de naam ‘ [benadeelde 1] ’ zag staan, had het op de weg van verdachte gelegen om op dat punt nader onderzoek te doen. Het hof is van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-140703-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 05-038262-19:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks14 februari 2019 te Nijmegen,
een of meerderegoed
(eren
), te weten een personenauto (met kenteken [kenteken] ) en
/ofautosleutels en
/ofkentekenbewijs (behorende bij kenteken [kenteken] ), heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij
/zijten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dit/die goed
(eren
) wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof.
2.
hij op
of omstreeks14 februari 2019 te Nijmegen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed,die
/dat geheel of ten dele aan een ander, te wetenaan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op
/aande Burghardt van den Berghstraat, op
of omstreeks14 februari 2019 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
of redelijkerwijs moest vermoeden,aan een ander (te weten Gemeente Nijmegen)
letsel en/ofschade was toegebracht.
4.
hij op
of omstreeks14 februari 2019 te Nijmegen, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg(en):
-
de Dennenstraatover een busbaan heeft gereden en
/of
- de Dennenstraat en
/ofde Graafseweg geen gevolg heeft gegeven aan een stopteken gegeven middels een op dienstvoertuig van de politie Eenheid Oost-Nederland aangebracht transparant en
/ofterwijl hij, verdachte, werd gevolgd door genoemd politievoertuig het door hem bestuurde voertuig, niet tot stilstand heeft gebracht en
/of
- de Graafseweg en
/ofde Burghardt van den Berghstraat
met een snelheid van ongeveer 130 km/h heeft gereden, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/h, in elk gevalmet een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en
/of
- de Burghardt van Den Berghstraat en
/ofde Jan de Wittstraat en
/ofhet Cortenaerpad heeft gereden, waarbij hij zijn snelheid niet
, althans onvoldoendeheeft aangepast aan de verkeersomstandighe
(i)d
(en
), te weten de aanwezigheid van een paal en
/ofverkeersbord en
/ofmiddengeleider en
/ofander
(e
)weggebruiker
(s
)en
/ofparkeervak
(ken
)en
/ofparkeerstro
(o)k
(en
),
althans heeft gereden met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatseen
/ofniet de handelingen heeft verricht die van hem werden vereist en
/ofniet het door hem bestuurde motorrijtuig onder controle heeft gehouden en
/ofniet de rijbaan heeft gebruikt, immers is hij met het door hem bestuurde voertuig over de middengeleider gereden en
/ofmet het motorrijtuig over een verkeersbord gereden en
/ofmet het motorrijtuig tegen een aanwezige sporthal in gereden en
/ofmet het door hem bestuurde voertuig in tegengestelde richting van het daar aanwezige verkeer gereden, door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg
(en
)werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd.
in de zaak met parketnummer 05-140703-19 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks11 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,een snorfiets,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
2.
hij op
of omstreeks12 juni 2019 te Nijmegen,
althans in Nederland,een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad
/gedragen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.
Het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 4 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 05-140703-19 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het in de zaak met parketnummer 05-140703-19 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

In eerste aanleg is verdachte berecht volgens het adolescentenstrafrecht en is hij veroordeeld tot -kort gezegd- een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een werkstraf van 15 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden opgelegd voor de overtreding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte in hoger beroep eveneens wordt berecht volgens het adolescentenstrafrecht. Zij heeft gevorderd dat verdachte tot dezelfde straf als in eerste aanleg wordt veroordeeld, met daarnaast de koppeling van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, aan het voorwaardelijke strafdeel.
De raadsman heeft verzocht om verdachte te berechten volgens het adolescentenstrafrecht. Voorts heeft de raadsman verzocht om de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk te stellen aan het voorarrest en om daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering, eventueel aangevuld met een werkstraf. Ten aanzien van de ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de raadsman verzocht om deze -kort gezegd- in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof stelt voorop dat verdachte meerderjarig was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. In beginsel brengt dit met zich dat iemand volgens het commune strafrecht wordt berecht. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht bepaalt echter dat de rechter, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de jongvolwassene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt, toepassing kan geven aan het jeugdstrafrecht. Met de politierechter, advocaat-generaal en de verdediging, ziet het hof redenen om toepassing te geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft daarbij met name gelet op de adviesrapportages van de Jeugdbescherming Gelderland van 12 augustus 2019 en 20 mei 2020 waarin wordt geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen. Uit de adviezen blijkt -kort gezegd- onder meer het volgende. Verdachte woont nog thuis bij zijn ouders en zijn familie speelt een grote rol in zijn leven. Om recidive te voorkomen stelt de jeugdreclassering dat er gewerkt moet worden aan de ontwikkelingsachterstand van verdachte en zijn vaardigheidstekorten, en moet aandacht worden besteed aan het gezinssysteem. Een stevig pakket aan hulp en behandeling wordt noodzakelijk geacht. Verdachte en zijn ouders hebben aangegeven daaraan te willen meewerken. Mevrouw E. van Oosterom, van de Jeugdbescherming Gelderland, die ter zitting in hoger beroep aanwezig was, heeft het voorgaande advies ter zitting nogmaals onderschreven.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten. Het ging daarbij onder meer om vermogensdelicten; feiten die schade en overlast veroorzaken voor de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte -kort gezegd- zich onder andere schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een levensgevaarlijke situatie op de weg. Het gevaarzettende gedrag van verdachte heeft niet alleen grote risico’s voor hemzelf veroorzaakt, maar mede voor zijn toenmalige vriendin die ook in de auto zat en voor de andere weggebruikers. Het hof neemt verdachte zijn handelen te meer kwalijk, nu hij zich reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, waarvoor hij eveneens is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de straf zoals in eerste aanleg is opgelegd in beginsel een passende straf is voor zover het jeugddetentie betreft. Het hof heeft daarbij met name gelet op de ernst van de feiten en de hoeveelheid daarvan. Het hof ziet echter redenen om het onvoorwaardelijke strafdeel aan te passen aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft. Met name gelet op hetgeen door de jeugdreclassering naar voren is gebracht, ziet het hof meer toegevoegde waarde in de oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, om te proberen te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten. De jeugdreclassering adviseert onder meer om over te gaan tot de oplegging van bijzondere voorwaarden, die inhouden begeleiding, het volgen van dagbesteding, meewerken aan onderzoeken en het meewerken aan (ambulante) behandeling. Het behandelplan bestaat onder meer uit systeemtherapie, individuele forensische behandeling en daarnaast intensieve ambulante begeleiding gericht op het toekomstperspectief en het verstevigen van vaardigheden. Het hof zal het advies van de reclassering volgen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een jeugddetentie van 75 dagen, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de oplegging van de bijzondere voorwaarden, passend is. Met name gelet op de ernst van de feiten, ziet het hof daarnaast redenen om een taakstraf, inhoudende een werkstraf, van 30 uur op te leggen. Ten aanzien feit 4 in de zaak met parketnummer 05-038262-19 zal het hof net als in eerste aanleg een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden opleggen. Het hof ziet geen redenen om dit in voorwaardelijke vorm te doen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 265,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 97,24, bestaande uit materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 35,73. Dit bedrag bestaat uit de gevorderde schade die ziet op de restwaarde van de mobiliteitspas (€ 12,02) en de verbruikte benzine (€ 53,72 - € 33,19 = € 23,71). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 05-880126-18)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Gelderland van 20 november 2018 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 74 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal, evenals de raadsman, verzocht om de proeftijd te verlengen.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar worden verlengd.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 05-093778-15)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 28 januari 2016 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 20 uur. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de vordering tenuitvoerlegging reeds is toegewezen bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 november 2018. Dat vonnis is sinds 5 december 2018 onherroepelijk.
Gelet op het voorgaande zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tenuitvoerlegging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 5, 7, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-140703-19 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-140703-19 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 05-140703-19 onder 1 en 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
70 (zeventig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd van twee jaren:
- zich door de (jeugd-)reclassering laat begeleiden;
- onderwijs volgt, of een andere zinvolle dagbesteding heeft, welke door de (jeugd-)reclasseerder geschikt bevonden wordt;
- meewerkt aan (aanvullend) (intelligentie) onderzoek, indien dit door de (jeugd-)reclasseerder noodzakelijk bevonden wordt;
- zich onder behandeling laat stellen van Kairos of een soortgelijke instelling, indien de (jeugd-)reclasseerder dit noodzakelijk vindt;
- meewerkt aan de inzet van ambulante hulpverlening, bij Uitblinkers, of een soortgelijke instelling die ambulante hulpverlening biedt, zolang de (jeugd-)reclasseerder dat noodzakelijk vindt.
Aan de bijzondere voorwaarden zijn van rechtswege de volgende voorwaarden verbonden. Dat verdachte:
- gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de Jeugdbescherming Gelderland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 4 bewezen verklaarde:
Ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 35,73 (vijfendertig euro en drieënzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-038262-19 onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 35,73 (vijfendertig euro en drieënzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 februari 2019.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 november 2018, parketnummer 05-880126-18, met een termijn van 1 (één) jaar.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 05-093778-15.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. M.J.C. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems, griffier,
en op 9 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 9 juni 2020.
Tegenwoordig:
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. J. van Onna, advocaat-generaal,
mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.