In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, [de minderjarige], en de wijziging van de omgangsregeling tussen de moeder en het kind. De moeder, die alleen belast is met het gezag, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin de omgangsregeling werd gewijzigd. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de omgangsregeling te beperken tot één keer per maand, in plaats van de eerdere regeling van eenmaal per twee weken. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en de GI hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de beperking van de omgangscontacten noodzakelijk is voor de goede ontwikkeling van [de minderjarige]. De moeder heeft gegriefd tegen de wijziging van de omgangsregeling, maar het hof oordeelt dat de GI voldoende heeft aangetoond dat de wijziging in het belang van het kind is. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een nieuwe beschikking gegeven, waarin de omgangsregeling wordt aangepast en het Skypecontact tussen de moeder en [de minderjarige] wordt vastgelegd. De beslissing is genomen op 4 juni 2020.