In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake de wijziging van partneralimentatie en de uitleg van een echtscheidingsconvenant. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in 2018 zijn betalingen van partneralimentatie stopgezet, wat leidde tot een verzoek van de vrouw om naleving van de alimentatieverplichtingen. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de man een lagere alimentatie moest betalen, maar de man was het hier niet mee eens en verzocht het hof om de beschikking te vernietigen.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de mondelinge behandeling plaatsvond via een beeldverbinding vanwege de coronamaatregelen. De man voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij zijn contractuele keuze om met pensioen te gaan niet mocht uitoefenen, en dat hij niet verantwoordelijk was voor het lagere inkomen dat hij daardoor zou hebben. De vrouw voerde verweer en vroeg het hof om de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof oordeelde dat de man, hoewel hij de keuze had om met pensioen te gaan, ook rekening moest houden met de gevolgen van zijn keuze voor de financiële situatie van de vrouw. Het hof concludeerde dat de man een inkomen moest verwerven dat minimaal gelijk is aan het basispensioen voor AOW-gerechtigden. De grieven van de man werden verworpen, en het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de alimentatieverplichtingen van de man werden gehandhaafd.