ECLI:NL:GHARL:2020:4252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
21-005675-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in economische strafzaak betreffende vuurwerk en stroomstootwapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor het bezit van vuurwerk en stroomstootwapens. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na terechtzittingen op 30 januari 2019 en 13 mei 2020. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde feit, het bezit van vuurwerk, zou worden veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstraf. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte feitelijk de beschikking had over het vuurwerk. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om te concluderen dat de verdachte het vuurwerk voorhanden had gehad. Het hof sprak de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Evenzo oordeelde het hof over het tweede tenlastegelegde feit, het bezit van stroomstootwapens. Ook hier kwam het hof tot de conclusie dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wist dat deze wapens aanwezig waren op de locatie zoals in de tenlastelegging was vermeld. Het hof sprak de verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.

Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis waarvan beroep en verklaarde het niet bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had begaan, waardoor de verdachte van beide feiten werd vrijgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005675-16
Uitspraak d.d.: 10 juni 2020
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Gelderland van 21 oktober 2016 met parketnummer 05-982004-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1975] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in de [detentieadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 januari 2019 en 13 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden (met aftrek van voorarrest). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor beide tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden (met aftrek van voorarrest).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2014, te Achterveld, in de gemeente Barneveld, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 1080 lawinepijlen (artikelnummer BL1688), althans een aantal lawinepijlen (artikelnummer BL1688) (blz. 88 t/m blz. 90 en blz. 111 t/m blz. 121) en/of
- 120 lawinepijlen (artikelnummer R4032), althans een aantal lawinepijlen (artikelnummer R4032) (blz. 88 t/m blz. 90 en blz. 111 t/m blz. 121) en/of
- 190 vlinders (artikelnummer BL9696), althans een aantal vlinders (artikelnummer BL9696) (blz. 88 t/m blz. 90 en blz. 122 t/m blz. 171) en/of
- 21 cakeboxen (artikelnummer RFC13103), althans een aantal cakeboxen (artikelnummer RFC13103) (blz. 88 t/m blz. 90) en/of
- 25 cakeboxen (artikelnummer RFC1387), althans een aantal cakeboxen (artikelnummer RFC1387) (blz. 88 t/m blz. 90) en/of
- 41 cakeboxen (artikelnummer TXB654), althans een aantal cakeboxen (artikelnummer TXB654) (blz. 88 t/m blz. 90) en/of
- 17 cakeboxen (artikelnummer F951056A-200), althans een aantal cakeboxen (artikelnummer F951056A-200) (blz. 88 t/m blz. 90)
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2014, te Achterveld, in de gemeente Barneveld, althans in Nederland,
(een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten:
- 37 stroomstootwapens, type iPhone 4 TW-4S, althans een aantal stroomstootwapens, type iPhone 4 TW-4S (zaaksdossier blz. 172 t/m blz. 179) en/of
- 26 stroomstootwapens, type Police Light Flashlights (plus) RD-2013, althans een aantal stroomstootwapens, type Police Light Flashlights (plus) RD-2013 (zaaksdossier blz. 172 t/m blz. 179),
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde feit

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte feitelijk de beschikking heeft gehad over het in de tenlastelegging bedoelde vuurwerk.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen blijkt wel dat verdachte wist dat er vuurwerk aanwezig was op de in de tenlastelegging genoemde locatie. Uit niets blijkt echter dat hij - al dan niet samen met anderen - een zekere beschikkingsmacht heeft gehad over het in de tenlastelegging bedoelde vuurwerk, ook al is verdachte een paar keer in de (directe) omgeving van de in de tenlastelegging bedoelde locatie geweest. Dat kan naar het oordeel van het hof evenmin met voldoende mate van zekerheid worden afgeleid uit de door de rechtbank aangehaalde OVC-gesprekken, die op verschillende manieren kunnen worden geïnterpreteerd. Het hof laat hierbij nog in het midden of het geloof hecht aan de door verdachte ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring die erop neerkomt dat hij (een deel van) het vuurwerk wilde kopen. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte voornoemd vuurwerk voorhanden heeft gehad. Het hof spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte kon beschikken over de in de tenlastelegging bedoelde stroomstootwapens.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte wist dat de in de tenlastelegging bedoelde stroomstootwapens aanwezig waren op de locatie zoals bedoeld in de tenlastelegging. Reeds daarom kan niet worden bewezen dat verdachte deze wapens voorhanden heeft gehad. Het hof spreekt verdachte ook vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. N.C. van Lookeren Campagne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Jansen, griffier,
en op 10 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 juni 2020.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
Tegenwoordig:
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.