1.4Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage van de Forensische Geneeskunde, GGD Groningen, opgemaakt door T. van Mesdag, forensisch arts, d.d. 27 november 2018, inhoudende:
als verklaring van T. van Mesdag:
Naam : [benadeelde partij]
Voornaam : [benadeelde partij]
Datum letsel : 26 augustus 2018
Beoordeling (interpretatie) van de letsels
Het aspect van de wond kan het beste passen bij een oppervlakkige snijwond met een krasvormige uitloop, toegebracht met een scherprandig puntig voorwerp.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2018 te [plaats] , gemeente [gemeente] , [benadeelde partij] heeft mishandeld door op die [benadeelde partij] af te springen/gaan en vervolgens met een scherp en/of puntig en/of gekarteld voorwerp die [benadeelde partij] bij de hals te raken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door [benadeelde partij] , een medegedetineerde, met een scherp/puntig/gekarteld voorwerp in de hals te raken. Door aldus te handelen heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 16 april 2020 blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen en voor een groot aantal strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft rekening gehouden met hetgeen door de raadsman ter zitting naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte verblijft als ongewenst vreemdeling in Nederland en hij woont illegaal in [plaats] . Vanwege zijn status is het voor verdachte moeilijk om werk te vinden en een leven in Nederland op te bouwen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.227,12. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.227,12. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.227,12 (€ 227,12 materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.