ECLI:NL:GHARL:2020:4150

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
PIJ P20/0118
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met matig recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 12 maart 2020, die een verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige had opgelegd voor een termijn van zes maanden. Het hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de maatregel verlengd met vijftien maanden. De jeugdige, geboren in 1997, verblijft in een kliniek en heeft te maken met een aantal psychische stoornissen, waaronder ADHD en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Het hof oordeelt dat de jeugdige nog niet klaar is voor het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) en dat er eerst een verloftraject en interne interventies, zoals psycho-educatie en netwerkanalyse, moeten worden doorlopen. Het hof benadrukt dat de structuur van het huidige kader noodzakelijk is om de jeugdige te motiveren en dat resocialisatie tijd en oefening vergt. De deskundigen hebben aangegeven dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat, maar dat dit sterk samenhangt met de maatschappelijke inbedding van de jeugdige. Het hof concludeert dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de jeugdige een verlenging van de maatregel vereisen.

Uitspraak

PIJ P20/0118
Beslissing d.d. 20 mei 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
verblijvende in [kliniek]
(hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 12 maart 2020, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van zes maanden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie van 17 maart 2020;
- de appelmemorie van de officier van justitie van 25 maart 2020;
- de brief van de raadsvrouw van 20 april 2020;
- de registratiekaart van 1 mei 2020, afkomstig uit het Jeugd Volg Systeem;
- de aanvullende informatie van de kliniek van 6 mei 2020.
Het hof heeft ter zitting van 7 mei 2020 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvouw mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Hilversum en de advocaat-generaal
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. Voorts is ter zitting als deskundige gehoord M. Stegenga, gedragswetenschapper bij de kliniek.

Overwegingen:

Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft appel ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, omdat de verlenging met een termijn van zes maanden te kort is. Eerst dient nog een traject met begeleid en onbegeleid verlof te worden doorlopen, waarna het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) van zes maanden volgt. Om het STP te doen slagen, dient eerst aan de criteria uit de aanvullende informatie van de kliniek te zijn voldaan. Daarnaast dient de jeugdige mee te werken aan de genoemde interventies, waaronder psycho-educatie, het verbeteren van zijn eetpatroon en het vinden van een pro-sociaal netwerk. Hij zal openheid moeten geven over zijn contacten en er dient te worden gezocht naar een begeleide woonvorm.
Een verlenging van zes maanden voor het STP alleen is onvoldoende en zou een beloning zijn voor zijn onwelwillende houding. Resocialisatie vergt nu eenmaal tijd en oefening. Ter beveiliging van de maatschappij en in het belang van de ontwikkeling van de jeugdige heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot een verlenging van de termijn met de duur van achttien maanden.
Het standpunt van de jeugdige en zijn raadsvrouw
De rechtbank heeft een juiste beslissing genomen. Na de verlenging van zes maanden voor het STP, volgt ook nog een voorwaardelijke beëindiging van een jaar voordat beëindiging van de maatregel in zicht komt. De jeugdige heeft goed meegewerkt, de ernst van de incidenten is beperkt gebleven en van gewelddadig delictgedrag is geen sprake geweest. De verloven heeft hij met slechts één terugval goed doorstaan. Er zijn geen argumenten aangevoerd waarom de verloven opnieuw moeten worden opgestart. In de observatierapportage van de kliniek van 6 februari 2020 (bladzijde 32) is beschreven dat het recidiverisico als matig wordt ingeschat en dat de ontwikkelmogelijkheden binnen de maatregel het plafond hebben bereikt. Aan het overige, waaronder cannabisgebruik, kan binnen het STP worden gewerkt. De jeugdige zit nu slechts zijn tijd uit. Dit is in strijd is met de strekking van de maatregel. Hij kan terecht bij zijn moeder en stiefvader, die toezicht op hem kunnen houden. Hij wil een opleiding volgen en een normaal leven oppakken. Hij is nu 23 jaar en de drempel om met een opleiding te starten wordt steeds hoger.
Er zijn al contacten met de reclassering. Alleen de voorwaarden moeten nog worden geformuleerd. De raadsvrouw heeft primair verzocht om de maatregel voorwaardelijk te beëindigen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de beslissing van de rechtbank te bevestigen.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
Bij arrest van 18 februari 2016 heeft het gerechtshof Den Haag aan de jeugdige de maatregel van plaatsing in een instelling voor jeugdigen opgelegd voor:
- opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit is een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidivegevaar
De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met:
- een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken;
- een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoonis (gecombineerd beeld);
- een stoornis in cannabisgebruik, ernst niet goed vast te stellen, in een gereguleerde
omgeving.
Op basis van de risicotaxatie-instrumenten HCR-20V3 en SAPROF is geconcludeerd dat er bij de jeugdige sprake is van een hoog risico op toekomstig gewelddadig gedrag. De klinische inschatting van het risico op toekomstig gewelddadig gedrag is matig.
Verlenging
Naar het oordeel van het hof eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel en is deze verlenging in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige.
Het hof stelt vast dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Dit wordt zo beschreven door GZ-psycholoog T. Smits en kinder- en jeugdpsychiater B.G.J. Gunnewijk in hun rapport van 6 februari 2020. De onderzoekers wijzen er daarbij op dat dit matige recidiverisico sterk samenhangt met de maatschappelijke inbedding van de jeugdige.
Het hof stelt verder vast dat hoewel deze deskundigen menen dat de ontwikkelmogelijkheden van de jeugdige binnen het huidige PIJ-kader een plafond hebben bereikt, zij ook stellen dat op bepaalde gebieden nog wel enige winst te behalen valt. Bij de jeugdige is namelijk sprake van een chronische beperking. Hij zal door zijn ADHD verhoogd impulsief handelen en hij heeft moeite zijn gedrag goed te organiseren. Ten eerste dient psycho-educatie over ADHD geboden te worden. Verder kan worden onderzocht of een medicamenteuze behandeling van de ADHD nog effect kan hebben. Daarnaast blijft het van belang de motieven voor het gebruik van cannabis goed te monitoren. Ook is het nodig dat de jeugdige hulp leert accepteren. Ten slotte is van belang dat getracht wordt de jeugdige te ondersteunen in het vinden en opbouwen van een pro-sociaal netwerk.
De kliniek heeft gesteld dat voor het zetten van deze stappen voortzetting van de maatregel voor de duur van achttien maanden nodig is. Daarbij kan niet worden volstaan met enkel een STP, maar is stapsgewijze resocialisatie en de opbouw van verlof noodzakelijk.
In het verlengingsadvies van de kliniek van 14 februari 2020 zijn de adviezen van Smits en Gunnewijk als uitgangspunt genomen. De kliniek heeft daarom als doelen geformuleerd, kort gezegd: psycho-educatie, medicatie, een woonplek, dagbesteding en gezond leven. Daarbij is het van belang dat de jeugdige niet in een keer wordt losgelaten. Hij dient een duidelijke structuur en grenzen te krijgen, die hij door zijn persoonlijkheidsproblematiek echter moeilijk kan accepteren. Om meer zicht te krijgen op hoe de jeugdige zich in de maatschappij beweegt en hoe hij omgaat met een negatieve beïnvloeding door vrienden, is het van belang dat hij stapsgewijs terugkeert in de maatschappij en zijn vrijheden opbouwt. Een verlenging van de maatregel is nodig om zo goed mogelijk een structuur om de jeugdige heen te bouwen. In de schriftelijke informatie van 6 mei 2020 heeft de kliniek beargumenteerd dat een aantal noodzakelijke voorwaarden voor een STP niet is vervuld. Verder weigert de jeugdige om deel te nemen aan testpsychologisch onderzoek, weigert hij behandeling van zijn ADHD en weigert hij inzicht te geven in zijn sociale netwerk. Binnen de kliniek is nog altijd sprake van intimiderend en verbaal agressief gedrag en een lage neiging zich te houden aan afspraken en regels. In de afgelopen maanden zijn er verschillende incidenten geweest. Op dit moment heeft de jeugdige geen verlof.
Gelet op deze adviezen is het hof van oordeel dat de structuur van het huidige kader noodzakelijk is om de jeugdige te motiveren zich in te zetten om de gestelde doelen te behalen. Nog voordat hij aan het STP kan beginnen, dient een verloftraject te worden opgestart en dient hij mee te werken aan de interne interventies, waaronder psycho-educatie en netwerkanalyse. Hiervoor zal de jeugdige zich open moeten stellen voor behandeling en begeleiding. Dat de jeugdige eerder een verloftraject heeft doorlopen maakt dit niet anders, ook omdat dit traject niet zonder slag of stoot is verlopen.
Het hof is van oordeel dat maatregel met een termijn van vijftien maanden dient te worden verlengd. Dit betekent dat over ongeveer een jaar (gerekend vanaf de datum van de uitspraak van de rechtbank) de ontwikkelingen van de jeugdige kunnen worden getoetst. De jeugdige dient er rekening mee te houden dat niet betekent dat de maatregel na deze termijn voorwaardelijk zal worden beëindigd. Een en ander zal afhangen van de mate waarin hij heeft meegewerkt en zich heeft opengesteld en van de resultaten die zijn bereikt.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Den Haag van 12 maart 2020 met betrekking tot de betrokkene
[jeugdige].
Verlengtde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
vijftien maanden.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. W.A. Holland als raadsheren,
en drs. I. van Outheusden en drs. R.J.A. van Helvoirt als raden,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.G. Nijenhuis als griffier,
en op 20 mei 2020 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.