ECLI:NL:GHARL:2020:4127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
21-004636-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest in jeugdstrafzaak met openlijk geweld, mishandeling en poging tot afpersing

In deze jeugdstrafzaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2001, was aangeklaagd voor openlijk geweld, mishandeling en poging tot afpersing. Het hof heeft vastgesteld dat in het eerdere arrest een onjuist bedrag was genoemd in de schadevergoedingsmaatregel voor slachtoffer 3. Dit bedrag is gecorrigeerd naar € 854,10. De zaak betreft meerdere geweldsdelicten gepleegd op verschillende data in 2018, waarbij de verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen slachtoffers in Woerden. De advocaat-generaal had vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging, maar het hof heeft de verdachte voor meerdere feiten schuldig bevonden. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 20 dagen, een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uren, en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij een GGZ-instelling en toezicht door de jeugdreclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, met een schadevergoeding van € 854,10 aan slachtoffer 3 en € 3.060,00 aan benadeelde partij. Het hof heeft de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die de verdachte verbiedt contact op te nemen met de slachtoffers voor de duur van twee jaar. Het hof heeft de uitspraak op 3 juni 2020 hersteld, waarbij de voorzitter en de griffier de correctie hebben ondertekend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004636-19
Uitspraak d.d.: 2 juni 2020
TEGENSPRAAK

HERSTELARREST

Het hof heeft geconstateerd dat in het arrest van 2 juni 2020 in deze zaak in het dictum voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel met betrekking tot de benadeelde partij [slachtoffer 3] abusievelijk een onjuist bedrag staat genoemd. Genoemd staat dat aan de verdachte de verplichting wordt opgelegd om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 3.060,00 (drieduizend zestig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening. Dit dient te zijn een bedrag van € 854,10 te zijn, bestaande uit materiële en immateriële schade, zoals ook overwogen in het arrest en genoemd in het dictum voor wat betreft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
In onderstaand arrest is dat hersteld:
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 27 augustus 2019 met parketnummer 16-212674-18 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [2001] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze heeft gevorderd de verdachte vrij te spreken van het onder 3 primair tenlastegelegde en te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 20 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden: het hebben van een nuttige dagbesteding, behandeling bij [ggz centrum] en toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering van de [jeugdreclassering] , een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie en oplegging van het contactverbod conform het vonnis van de rechtbank. De vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente en hoofdelijkheid bij de vordering van benadeelde partij [benadeelde] . Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Dorrestein, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden- Nederland, openlijk, te weten, bij het winkelcentrum [winkelcentrum] en/of aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen een knietje tegen het hoofd, althans het lichaam, te geven en/of
- die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen tegen het gezicht, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te stompen en/of slaan tegen het gezicht, althans het lichaam, en/of
- door zo te gaan staan / zich zo op te stellen dat daarmee werd verhinderd / belet dat [slachtoffer 2] bij die [slachtoffer 1] kon komen en/of dat die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 2] kon komen en/of dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] werd(en) ingesloten en/of werd(en) tegengehouden;
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Woerden, althans arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen een knietje tegen het hoofd, althans het lichaam, te geven en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te trappen/schoppen tegen het gezicht, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te stompen/te slaan tegen het gezicht, althans het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg de [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoorde, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd de woorden (van de strekking) “Als je niet gaat betalen dan ga ik jou weer klappen geven” en/of – zakelijk weergegeven – dat als die [slachtoffer 1] zijn jas/capuchon niet zou betalen, hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou komen halen en/of “Als je de politie gaat bellen, dan weet ik je te vinden”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primair
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, aan het [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , door
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen te duwen en/of te laten struikelen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 3] bij de keel te pakken en/of (daaraan) omhoog te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen te trappen/schoppen tegen het bovenlichaam, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen te stompen/te slaan tegen het bovenlichaam, althans het lichaam;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Woerden, althans arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen te duwen en/of te laten struikelen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 3] bij de keel te pakken en/of (daaraan) omhoog te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen te trappen/schoppen tegen het bovenlichaam, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere malen te stompen/te slaan tegen het bovenlichaam, althans het lichaam;
4. primair
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden Nederland, openlijk, te weten, aan de Hazelaarstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door
- die [benadeelde] één of meerdere malen te slaan/stompen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [benadeelde] één of meerdere malen te schoppen/trappen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [benadeelde] één of meerdere malen een knietje in het gezicht /tegen het hoofd en/of het lichaam te geven;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Woerden, althans arrondissement Midden-Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door
- die [benadeelde] één of meerdere malen te slaan/stompen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [benadeelde] één of meerdere malen te schoppen/trappen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of die [benadeelde] één of meerdere malen een knietje in het gezicht/ tegen het hoofd en/of het lichaam te geven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat op grond van het voorliggende dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het tegen [slachtoffer 3] gepleegde geweld in vereniging is gepleegd. Hij hof zal verdachte vrijspreken van de onder 3 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging, zoals ook gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Feit 1 primair
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging nu de wezenlijke bijdrage van de vrienden van verdachte aan het geweld onvoldoende is komen vast te staan. Enkel verdachte heeft geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] . De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat vrienden van verdachte een blokkade vormden zodat [slachtoffer 2] zijn vriend niet te hulp kon schieten toen verdachte hem mishandelde, staan op zichzelf.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt in het bijzonder het volgende.
Het hof stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt.
Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Dat dit in casu het geval is, wordt niet betwist. Verdachte bekent het door hem tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld. De vraag is of de handelingen van de andere aanwezigen, de vrienden van verdachte, een wezenlijke bijdrage leverden aan het gepleegde geweld.
Het hof stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vast dat [slachtoffer 2] door de vrienden van verdachte werd tegengehouden, of ‘geblokkeerd’, toen hij zijn vriend [slachtoffer 1] wilde helpen. [slachtoffer 1] werd op dat moment in elkaar geslagen door verdachte. De vrienden van verdachte verplaatsten zich op zo’n manier dat zij tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in kwamen te staan. [slachtoffer 2] wilde zijn vriend helpen maar minimaal twee vrienden van verdachte lieten hem niet passeren. Deze handelingen bevorderden daarmee de door verdachte gepleegde geweldshandelingen. Op grond hiervan staat voor het hof vast dat de vrienden van verdachte niet enkel de groep getalsmatig hebben versterkt, maar dat ze door te handelen als hiervoor vermeld, opzet hebben gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen gepleegd door verdachte en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Deze verklaringen komen (ook) op dat punt overeen en zijn afgelegd vlak nadat het feit had plaatsgevonden. Dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris anders hebben verklaard doet daar niet aan af. Deze getuigen zijn pas gehoord op 31 januari 2020 en zo heeft [getuige 2] verklaard zich niet te kunnen herinneren of [slachtoffer 2] is tegen gehouden. Daarmee wordt het verweer verworpen en komt het hof tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er geweldshandelingen zijn uitgevoerd tegen [slachtoffer 2] , zodat ook het hof verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.
Feit 2
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de poging tot afpersing. Hij heeft hiertoe, kort gezegd, aangevoerd dat aangever [slachtoffer 1] de enige is die verklaard heeft over het gebruik van dreigende taal door verdachte.
Het hof kan zich vinden in de overweging van de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat verdachte door bedreiging met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen, indien [slachtoffer 1] niet zou betalen voor de gescheurde jas van verdachte. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , de getuige [slachtoffer 2] en een buurtbewoner, blijkt dat verdachte een aantal specifieke bedragen heeft genoemd die [slachtoffer 1] zou moeten betalen en dat hij niet de politie mocht bellen. Gelet op voornoemde omstandigheden, in combinatie met het geweld dat verdachte kort daarvoor had uitgeoefend tegen [slachtoffer 1] , is voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte had gezegd hem opnieuw klappen te zullen geven indien hij niet zou betalen.
Ook met betrekking tot de poging afpersing ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , temeer nu de verklaringen ten aanzien van dit feit worden ondersteund door een onafhankelijke getuige. Kortom, ook het hof is van oordeel dat er sprake is van een poging tot afpersing.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op
of omstreeks25 oktober 2018 te Woerden,
althans in arrondissement Midden- Nederland,openlijk, te weten, bij het winkelcentrum [winkelcentrum]
en/of aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
of meerdereperso
(o
)n
(en), te weten [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]door
- die [slachtoffer 1]
één ofmeerdere malen een knietje tegen het hoofd
, althans het lichaam,te geven en
/of
- die [slachtoffer 1] te trappen
/schoppentegen het gezicht,
althans het lichaamen
/of
- die [slachtoffer 1]
één ofmeerdere malen te stompen
en/of slaantegen het gezicht, althans het lichaam, en
/of
- door
zo te gaan staan /zich zo op te stellen dat daarmee werd verhinderd
/ beletdat [slachtoffer 2] bij die [slachtoffer 1] kon komen en
/ofdat die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 2] kon komen
en/of dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] werd(en) ingesloten en/of werd(en) tegengehouden;
2.
hij op
of omstreeks25 oktober 2018 te Woerden,
althans in arrondissement Midden-Nederland,op de openbare weg de [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan deze
of aan een derdetoebehoorde, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd de woorden (van de strekking) “Als je niet gaat betalen dan ga ik jou weer klappen geven”
en/of – zakelijk weergegeven – dat als die [slachtoffer 1] zijn jas/capuchon niet zou betalen, hij, verdachte, die [slachtoffer 1] zou komen halen en/of “Als je de politie gaat bellen, dan weet ik je te vinden”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair
hij op
of omstreeks31 augustus 2018 te Woerden,
althans arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] éénmaal
of meerdere malente duwen en
/ofte laten struikelen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en
/of
- die [slachtoffer 3] bij de keel te pakken en
/of (daaraan
)omhoog te trekken en
/of
- die [slachtoffer 3]
één ofmeerdere malen te
trappen/schoppen tegen het bovenlichaam,
althans het lichaamen
/of
- die [slachtoffer 3]
één ofmeerdere malen te stompen
/te slaantegen het bovenlichaam,
althans het lichaam;
4. primair
hij op
of omstreeks12 oktober 2018 te Woerden,
althans in arrondissement Midden Nederland,openlijk, te weten, aan de Hazelaarstraat,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door
- die [benadeelde]
één ofmeerdere malen te
slaan/stompen
in/tegen het gezicht
/het hoofd, althans het lichaamen
/of
- die [benadeelde] één of meerdere malen te schoppen
/trappen in/tegen het
gezicht/het hoofd, althans hetlichaam en
/of
- die [benadeelde]
één ofmeerdere malen een knietje in het gezicht en tegen het
hoofd en/ofhet lichaam te geven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 4 primair bewezen verklaarde levert op:

telkens: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

poging tot afpersing.

Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ook al komt het hof tot een andere bewijsbeslissing ten aanzien van feit 3, het hof ziet daarin geen aanleiding om de straf enigszins te matigen. Het hof kan zich vinden in de strafmaatoverwegingen van de rechtbank en sluit zich daarbij aan:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige geweldsdelicten en heeft zich daarbij niet bekommerd om de fysieke en psychische gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers. Verdachte heeft samen met anderen op meerdere momenten geweld uitgeoefend tegen de slachtoffers en schuwde daarbij niet hen te raken op kwetsbare delen van het lichaam. Door dit forse geweld heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van de slachtoffers. De slachtoffers hebben in hun aangiften, verklaringen bij de politie en hun vorderingen naar voren gebracht dat zij tot op heden nog steeds ernstige gevolgen ondervinden van dit feit. Alle slachtoffers hebben fysiek letsel ondervonden en bij slachtoffers [slachtoffer 3] en [benadeelde] heeft dit ook geleid tot een versterking van angstgevoelens. In dat verband merkt de rechtbank op dat slachtoffer [benadeelde] na het
voorval te kampen kreeg met terugkeer van zijn epileptische aanvallen, waar hij 4 jaar van verschoond was gebleven. Deze duren, zo blijkt uit de verklaring van zijn ouders, thans nog voort. Dergelijke feiten hebben bovendien niet alleen gevolgen voor de directe slachtoffers, maar leveren, vanwege het feit dat zij in het openbaar zijn gepleegd, ook gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte in zijn verhoor bij dc politie en ter terechtzitting deels de schuld bij anderen legt, door beweerdelijke provocaties of beledigingen van de kant van aangevers aan te wijzen als de oorzaak voor het toepassen van geweld jegens hen en zichzelf ook als slachtoffer ziet. Uit het dossier volgt echter dat het juist verdachte is geweest die het openlijke geweld heeft geïnitieerd. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 april 2020 blijkt dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld, zij het wegens een ander soort feit. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Omtrent de persoon van de verdachte zijn diverse rapportages opgemaakt. De rechtbank overweegt en het hof sluit zich daarbij aan:
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage Pro Justitia betreffende de persoon van verdachte, opgemaakt op 7 januari 2019 doet drs. K.T.E. Zászlós, GZ-psycholoog. De psycholoog stelt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een oppositioneel opstandige stoornis waaraan hechtingsproblemen ten grondslag liggen. Verder is er sprake van zelfbepalend gedrag, moeite met regels en gezag, emotieregulatieproblemen en verdachte laat probleemgedrag zien. Verdachte voelt zich door anderen niet geaccepteerd en snel afgewezen, waardoor hij een vijandige en wantrouwende houding naar zijn omgeving ontwikkelt. In conflictsituaties voelt hij zich dan snel gekrenkt en gefrustreerd, waardoor hij heftige gevoelens van boosheid ontwikkelt die hij niet onder controle heeft, met verbaal en fysiek geweld tot gevolg. De psycholoog concludeert dat deze gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens van invloed zijn geweest op zijn handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten, waardoor de psycholoog adviseert alle feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Indien verdachte geen adequate begeleiding of behandeling krijgt, wordt het recidiverisico op hoog ingeschat. Ten slotte wordt geadviseerd om toezicht en begeleiding door de [jeugdreclassering] voort te zetten, verdachte een adequate dagbesteding te bieden en hem een intensief ambulant begeleidingstraject bij een forensische polikliniek zoals [ggz centrum] op te leggen, waarbij hij zijn agressieregulatieproblemen, zijn zelfbepalende houding en moeite met regels en gezag kan behandelen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 mei 2019, opgemaakt door [raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker. De Raad kan zich vinden in het beeld en de informatie welke in het psychologisch onderzoek naar voren komt. De Raad voor de Kinderbescherming vindt jeugdreclasseringsbegeleiding wenselijk. De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden dat verdachte naar school of stage gaat volgens het lesrooster en meewerkt aan behandeling hij [ggz centrum] of een soortgelijke instelling. De heer [naam] van de Raad voerde Kinderbescherming heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij zich aansluit bij het advies en stelt dat verdachte baat heeft bij intensieve begeleiding.
Ter terechtzitting van het hof heeft jeugdreclasseerder [jeugdreclasseerder] verklaard dat verdachte in december 2019 een intake gesprek heeft gehad bij [ggz centrum] . Uitgezocht moet worden welke behandeling hij precies nodig heeft. In januari 2020 is hij bij zijn vader in [plaats] gaan wonen. Volgens de deskundige heeft de verdachte wel spijt van zijn handelen, maar ontbreekt het inzicht in zijn handelen. Verdachte heeft het contact met de jeugdreclassering goed onderhouden. Nu hij in [woonplaats] woont, zal hij daar begeleid moeten worden in een sociaal werktraject. De deskundige verwacht dat verdachte na de proeftijd blijvend begeleiding en zorg nodig heeft. Het is aan [ggz centrum] om met verdachte uit te zoeken welke behandeling nodig is.
De verdachte heeft verklaard dat het goed met hem gaat nu hij bij zijn vader in [plaats] woont. Hij wil weer starten met school: de opleiding zorg en welzijn. Hij wil graag fysiotherapeut worden.
Gelet op al het bovenstaande kan het hof zich vinden in de door de rechtbank opgelegde straf: een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan de verdachte het onvoorwaardelijke deel reeds heeft uitgezeten, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel zal het hof dezelfde bijzondere voorwaarden verbinden als de rechtbank. Naast deze deels voorwaardelijke jeugddetentie acht het hof een forse werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie passend en geboden.
Het hof ziet evenals de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen, te weten een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [benadeelde] . Het verbod geldt voor de duur van twee jaren. Voor iedere keer dat verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van zeven dagen, met een maximum van drie maanden.
Ook zal het hof de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen. Gelet op de omstandigheid dat de bewezen verklaarde misdrijven zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en de inhoud van de rapportages, zoals hierboven aangehaald, overweegt het hof dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 881,13. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 854,10. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Evenals de rechtbank zal het ook hof geen vervangende jeugddetentie verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft daarbij gelet op de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraak af te wijken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.060,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Evenals de rechtbank zal het ook hof geen vervangende jeugddetentie verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft daarbij gelet op de landelijke afspraken die hierover zijn gemaakt en ziet geen aanleiding om in deze zaak van die afspraak af te wijken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 38v, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77we, 141, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen jeugddetentie.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 20 (twintig) dagen.

Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
16 (zestien) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:

  • zich inspant tot het krijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs of werk in overleg met en te bepalen door de jeugdreclassering;
  • zich onder behandeling zal laten stellen van [ggz centrum] of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de [jeugdreclassering] Jeugdbescherming
en Jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter
als de reclassering nodig vindt en veroordeelde moet zich houden aan de
huisregels van de instelling en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft in het kader van de behandeling;
waaraan van rechtswege de voorwaarden zijn verbonden ex artikel 77z, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
waarbij de [jeugdreclassering] Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op
de vrijheidsbeperkende maatregeldat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 2002;
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 2005;
- [benadeelde] , geboren op [geboortedag] 2001;
beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 3 maanden.Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 854,10 (achthonderdvierenvijftig euro en tien cent) bestaande uit € 79,10 (negenenzeventig euro en tien cent) materiële schade en € 775,00 (zevenhonderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 854,10 (achthonderdvierenvijftig euro en tien cent)als vergoeding voor materiële en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 augustus 2018.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.060,00 (drieduizend zestig euro) bestaande uit € 3.060,00 (drieduizend zestig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 4 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.060,00 (drieduizend zestig euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 oktober 2018.
Aldus gewezen door
mr. K.A.J.M. Wetzels, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. J.H. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 2 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. K.A.J.M. Wetzels en mr. J.H. van Dijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Herstelarrest d.d.: 3 juni 2020
Ondertekend door de voorzitter, mr. R.W. van Zuijlen en de griffier, mr B.T.H. Toonen-Janssen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 2 juni 2020.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. C.Y. Huang, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.