ECLI:NL:GHARL:2020:4112

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
21-006828-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging, belediging en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van bedreiging, belediging en mishandeling. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft zijn werkstrafbegeleider bedreigd, twee raadsonderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming beledigd en zijn ex-partner mishandeld terwijl zij als taxichauffeur aan het werk was. Het hof heeft het vrijspraakverweer van de verdachte verworpen en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Tevens is een vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen, waarbij de straf is omgezet in een taakstraf.

Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2020 en de eerdere zittingen. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, maar het hof heeft besloten tot een lichtere straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 1], belediging van de raadsonderzoekers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en mishandeling van zijn ex-partner [slachtoffer 4]. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte handelde vanuit een gevoel van in het nauw gedreven te zijn, maar dat dit de laakbaarheid van zijn daden niet wegneemt. De verdachte heeft inmiddels hulp gezocht en medicatie gekregen om impulsdoorbraken te voorkomen. Het hof heeft rekening gehouden met zijn verleden, maar ook met de positieve ontwikkelingen in zijn leven sinds de feiten.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 60 uur. De bijzondere voorwaarden omvatten toezicht door de reclassering en meldplicht bij een instelling voor hulpverlening. De verdachte moet zich binnen tien werkdagen na het onherroepelijk worden van het arrest melden bij de reclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006828-17
Uitspraak d.d.: 28 mei 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 11 december 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-129909-17 en 16-142887-17, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-182422-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 1 en onder 2 en het in de zaak met parketnummer 16-142887-17 ten laste gelegde feit tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest, alsmede tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. O. Bolluyt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte wegens de in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 1 en onder 2 en het in de zaak met parketnummer 16-142887-17 ten laste gelegde feit veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 16-129909-17:
1.
hij op of omstreeks 1 december 2016 te [plaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik hang je op aan de hoogste boom", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2017 te [plaats] , in geval in Nederland, opzettelijk één of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , beiden raadsonderzoekers bij de Raad voor de Kinderbescherming (provincie Gelderland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "jullie zijn leugenaars" en/of "leugenaar" en/of "kutwijf" en/of "achterbakse wijven" en/of "achterbakse kutwijven" en/of "jullie kruipen in de kont van [naam] ", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
In de zaak met parketnummer 16-142887-17:
hij op of omstreeks 19 juli 2017 te [plaats] , althans het arrondissement Midden-Nederland [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 4] te slaan/stompen in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsverweer

Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit van de in de zaak met parketnummer
16-142887-17 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 4] . Verdachte ontkent [slachtoffer 4] te hebben geslagen. Hij stelt dat hij [slachtoffer 4] slechts zachtjes met de hand op de wang heeft getikt om haar tot nadenken te manen. De raadsman heeft op in zijn pleitnota opgenomen gronden bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om ten aanzien van dit feit tot een bewezenverklaring te komen.
Anders dan de raadsman ziet het hof in de verklaringen van achtereenvolgens aangeefster [1] , [getuige 1] [2] en [getuige 2] [3] voldoende bewijs dat verdachte op 19 juli 2017 te [plaats] tegen het hoofd van aangeefster heeft geslagen. De enkele omstandigheid dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte dit met de vlakke hand deed en dat de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte met de vuist sloeg maakt dit niet anders. Het hof verwerpt daarom het verweer.
Voor zover de raadsman – nadrukkelijk – heeft bepleit dat vrijspraak moet volgen omdat op geen enkele wijze blijkt van letsel bij [slachtoffer 4] , gaat het hof aan het verweer voorbij nu dit geen steun vindt in het recht. Het kunnen vaststellen van letsel is immers niet uitsluitend een voorwaarde om tot een bewezenverklaring van mishandeling te komen. Ook als enkel sprake is van pijn is dit voldoende. In dit geval heeft aangeefster duidelijk verklaard dat zij door de klap op haar kaak pijn voelde. Het hof acht de mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-142887-17 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In de zaak met parketnummer 16-129909-17:
1.
hij op 1 december 2016 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik hang je op aan de hoogste boom";
2.
hij op 13 maart 2017 te [plaats] , opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , beiden raadsonderzoekers bij de Raad voor de Kinderbescherming (provincie Gelderland), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "jullie zijn leugenaars" en "leugenaar" en "kutwijf" en "achterbakse wijven" en "achterbakse kutwijven" en "jullie kruipen in de kont van [naam] ";
In de zaak met parketnummer 16-142887-17:
hij op 19 juli 2017 te [plaats] , [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 4] te slaan tegen het hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 16-142887-17 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich achtereenvolgens schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 1] , belediging van de raadsonderzoekers bij de Raad voor de Kinderbescherming [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en mishandeling van zijn toenmalige partner [slachtoffer 4] . Hij heeft daarmee [slachtoffer 1] angst berokkend, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in hun goede naam en eer aangetast en [slachtoffer 4] zowel angst berokkend als pijn toegebracht. Bij al zijn slachtoffers heeft hij een inbreuk gepleegd op hun psychische en/of lichamelijke integriteit.
Het hof acht aannemelijk dat verdachte telkens handelde vanuit een gevoel in het nauw gedreven te zijn, waarbij hij zodanig door emoties was overmand dat hij meende niet anders te kunnen reageren dan hij deed. Daar staat tegenover dat verdachte ook telkens de laakbaarheid van zijn handelen inzag. De door verdachte geschetste gemoedstoestand ontneemt dan ook geenszins de laakbaarheid en strafwaardigheid aan zijn handelen. Hij heeft dit zelf ook ingezien en is daarom hulp gaan zoeken. Op grond van hetgeen verdachte en zijn raadsman hierover op de terechtzitting van het hof hebben verklaard is aannemelijk geworden dat verdachte bij het zoeken van hulp op de goede weg is. Hij ontvangt inmiddels medicatie die mede tot doel heeft impulsdoorbraken te voorkomen en het hof neemt van verdachte aan dat hij deze medicatie trouw gebruikt.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 april 2020 waaruit blijkt dat verdachte in het verleden reeds vaker onherroepelijk is veroordeeld, onder meer wegens soortgelijke delicten. Dit uittreksel geeft echter ook steun aan de stelling van verdachte dat hij zijn leven inmiddels op de rails begint te krijgen. Sinds de onderhavige feiten zijn er immers geen nieuwe justitiecontacten meer bijgekomen.
Alles overziende, in onderling verband en samenhang, acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken een passende afdoening. Ter ondersteuning en als borging voor een verder goed verloop van de gunstige ontwikkelingen in het leven van verdachte zal het hof daaraan wel de na te melden bijzondere voorwaarden verbinden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 8 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, onder parketnummer 16-182422-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 14h, 14i, 14j, 57, 63, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-142887-17 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-129909-17 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 16-142887-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich binnen tien werkdagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zich zal melden bij de reclassering van het Leger des Heils aan de Meent 2 te Lelystad. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde zich zal melden bij het Forfact-team van de Oostvaarderskliniek Almere, dan wel bij een soortgelijke instelling, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 8 maart 2016 met parketnummer 16-182422-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 28 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL0900-2017222314-1, d.d. 19 juli 2017 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2017222314-2, d.d. 19 juli 2017 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2017222314-3, d.d. 19 juli 2017 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.