Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van het geschil in hoger beroep
(…)
3.De slotsom
nihil
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep in een civiele procedure tussen een appellant, wonende te [A], en de naamloze vennootschap Allianz Benelux N.V., gevestigd te Brussel, België. De appellant had een schadeclaim ingediend bij Allianz naar aanleiding van een inbraak in zijn woning aan de [a-straat 1] in [B]. Allianz betwistte de claim en stelde dat de appellant opzettelijk had misleid bij het indienen van de schadeclaim. Het hof oordeelde dat de appellant niet in zijn tegenbewijs was geslaagd en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen op grond van artikel 7:941 lid 2 BW. Het hof concludeerde dat de appellant had gehandeld met het opzet om een hogere uitkering te ontvangen dan waarop hij recht had, wat leidde tot opzettelijke misleiding. De getuigenverklaringen ondersteunden de stelling van Allianz dat er een aanzienlijk verschil was tussen de goederen die de appellant aanvankelijk als vermist had opgegeven en de goederen waarvoor hij later vergoeding vroeg. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep, inclusief griffierecht en salaris advocaat.