In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de uitleg van een echtscheidingsconvenant tussen partijen die in 1987 zijn gehuwd en in 2013 zijn gescheiden. Het geschil betreft de verdeling van een letselschade-uitkering die voortvloeit uit een ongeval dat plaatsvond op 22 oktober 2011. In het echtscheidingsconvenant van 12 december 2012 is bepaald dat de letselschade-uitkering tussen partijen in gelijke delen zal worden verdeeld, maar er is ook een bepaling opgenomen over een eventuele arbeidsongeschiktheidsuitkering die aan de man zou toekomen. De vrouw, [geïntimeerde], vordert dat de letselschade-uitkering bij helfte wordt gedeeld, terwijl de man, [appellant], stelt dat hij recht heeft op de gehele uitkering vanwege zijn arbeidsongeschiktheid die voortvloeit uit het ongeval.
Het hof heeft vastgesteld dat beide partijen een verschillende uitleg geven aan artikel 6 van het convenant. De vrouw stelt dat de letselschade-uitkering gelijkelijk verdeeld moet worden, terwijl de man aanvoert dat de gehele uitkering aan hem toekomt. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw de bewijsopdracht krijgt om aan te tonen dat haar uitleg van het convenant juist is. Het hof heeft ook bepaald dat indien partijen getuigen willen horen, dit zal plaatsvinden voor een raadsheer-commissaris in Leeuwarden. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om getuigen te leveren en hun bewijs aan te dragen.