ECLI:NL:GHARL:2020:3828

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
19/00460
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning en de vraag of sprake is van een nieuwe aanvraag of uitbreiding van een eerder verleende vergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin leges voor een omgevingsvergunning zijn vastgesteld. De heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard had leges van € 2.016 in rekening gebracht voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen aan de [a-straat] 82 te [Z]. Belanghebbende had eerder in 2015 een omgevingsvergunning aangevraagd voor een uitbreiding van zijn woning, waarvoor leges van € 1.440 waren betaald. De uitbreiding is echter niet doorgegaan en de vergunning is niet ingetrokken. In 2018 diende belanghebbende opnieuw een aanvraag in, die volgens hem een uitbreiding op de eerder verleende vergunning betrof. De heffingsambtenaar handhaafde de leges voor de nieuwe aanvraag, wat leidde tot het hoger beroep.

Het Hof oordeelt dat de aanvraag in 2018 moet worden beschouwd als een reguliere aanvraag voor een omgevingsvergunning, en niet als een uitbreiding van de eerdere vergunning. Het Hof stelt vast dat de leges correct zijn berekend op basis van de bouwkosten van de uitbreiding. Belanghebbende komt niet in aanmerking voor teruggaaf van leges, omdat hij de eerdere vergunning niet tijdig heeft ingetrokken. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 19/00460
uitspraakdatum: 12 mei 2020
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 maart 2019, nummer AWB 18/5185, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Lingewaard(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende leges omgevingsvergunning in rekening gebracht van € 2.016 voor de activiteit bouwen aan de [a-straat] 82 te [Z] .
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de leges gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning gedaan voor het uitbreiden van zijn woonhuis aan [a-straat] 82 te [Z] . De omgevingsvergunning is verleend. Voor deze aanvraag zijn leges berekend van in totaal € 1.440. De leges voor beoordeling door welstand bedroegen € 95, voor de activiteit bouwen is € 1.345, zijnde 2,69% van € 50.000 (geschatte bouwkosten), aan leges in rekening gebracht. Belanghebbende heeft deze leges betaald. De uitbreiding van de woning is niet doorgegaan. De verleende omgevingsvergunning is niet ingetrokken.
2.2.
Belanghebbende heeft op 2 maart 2018 opnieuw een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de woning aan de [a-straat] 82 te [Z] gedaan. Bij de aanvraag staat bij projectomschrijving vermeld dat het gaat om een gewijzigd plan van een eerder vergunde uitbreiding van de woning, zaaksnummer [00000] . De wijziging bestaat volgens de aanvraag uit aangepaste gevels en plattegronden ten opzichte van het vergunde plan.
2.3.
De omgevingsvergunning is verleend. Ook voor deze aanvraag zijn leges berekend, in totaal voor een bedrag van € 2.106. De leges voor beoordeling door welstand bedroegen € 133 en voor de activiteit bouwen € 1.883.

3.Geschil

3.1.
In geschil is de hoogte van de in rekening gebrachte leges voor de aanvraag van de omgevingsvergunning in 2018. De leges die voor welstand in rekening zijn gebracht, zijn niet in geschil.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de leges tot het verschil tussen de eerste en de tweede aanvraag. Hij berekent de leges op een bedrag van € 1.101 (exclusief de leges voor welstand). De heffingsambtenaar concludeert tot handhaving van het berekende bedrag aan leges voor de tweede aanvraag en dus tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
In de Verordening op de heffing en de invordering van “Leges 2018” (hierna: de Verordening) is bepaald dat leges worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
4.2.
Volgens de Tarieventabel leges 2018 behorend bij de Legesverordening 2018 (hierna: de Tarieventabel) is het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project bouwactiviteiten bepaald op 2,69% van de bouwkosten, met een minimum van € 230. Uit Bijlage B (Richtlijn Bouwkosten Lingewaard 2012) bij de Verordening (hierna: Bijlage: B) volgt dat de bouwkosten voor uitbreidingen aan woonruimten groter dan 70 m³ (aanbouw, opbouw, praktijkruimte) € 350 per m³ bedragen.
4.3.
In artikel 2.5.2 van de Tarieventabel is bepaald dat teruggaaf van leges kan worden verleend als gevolg van het intrekken van een verleende omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten. De aanvraag tot intrekking moet dan zijn ingediend door de vergunninghouder binnen 6 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt alsdan 25%.
4.4.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij geen nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft gedaan, maar een uitbreiding heeft gevraagd op de reeds verleende vergunning. In dat geval is volgens belanghebbende enkel voor de extra m³ (101 m³) ten opzichte van het eerste vergunning leges verschuldigd, vermeerderd met leges voor de gevelaanpassing ten opzichte van de eerste vergunning.
4.5.
De heffingsambtenaar betoogt dat sprake is van een reguliere aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van de woning. Er is sprake van één geheel nieuw bouwplan. Het bouwplan uit 2018 is ten opzichte van het bouwplan uit 2015 niet alleen groter, maar het wijkt ook af zowel qua uiterlijk als constructie. De heffingsambtenaar stelt zich dan ook op het standpunt dat de leges moeten worden berekend over het totaal van de bouwkosten.
4.6.
Het Hof overweegt als volgt. Uit de stukken van de aanvraag in 2018 door belanghebbende leidt het Hof af dat een aanvraag is gedaan voor de verlening van een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de woning aan de [a-straat] 82 te [Z] . Er is op de aanvraag vermeld dat het om een reguliere procedure gaat. Het Hof is van oordeel dat door het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de woning op 2 maart 2018 en het in behandeling nemen daarvan door het gemeentebestuur het belastbaar feit zich heeft voorgedaan (artikel 2, lid 1, onder a, van de Verordening). Dat bij de projectomschrijving in de aanvraag is opgenomen dat het een gewijzigd plan betreft van een eerder vergunde uitbreiding van de woning, doet daar niet aan af. Het Hof wijst erop dat het gemeentebestuur deze aanvraag met bijbehorende bouwtekeningen op normale wijze in behandeling heeft moeten nemen en niet enkel de aanvulling of wijzigingen ten opzichte van een eerder ingediende aanvraag en verleende vergunning, nog daargelaten of er wel sprake is van alleen een uitbreiding ten opzichte van het eerdere bouwplan.
4.7.
Belanghebbende stelt dat de totale uitbreiding van de woning 275 m³ bedraagt, 100 m³ meer dan de geplande uitbreiding in 2015. De heffingsambtenaar is voor de berekening van de leges uitgegaan van een totale uitbreiding van de woning van 200 m³. Naar het oordeel van het Hof is de heffingsambtenaar dan ook niet van een te hoog volume van de totale uitbreiding uitgegaan, eerder van een te laag volume. De heffingsambtenaar heeft dan ook terecht overeenkomstig Bijlage B de bouwkosten berekend op € 70.000 (200 m³ x € 350) en een bedrag van € 1.883 (2,69% x € 70.000) aan leges in rekening gebracht (artikel 2.3.1.1 van de Tarieventabel).
4.8.
Belanghebbende komt ook niet in aanmerking voor een teruggaaf van leges voor de aanvraag uit 2015, omdat hij de verleende omgevingsvergunning uit 2015 niet (tijdig) heeft ingetrokken. Dat de heffingsambtenaar ter zitting bij de Rechtbank uit coulance heeft aangeboden om de onderhavige leges met 25% te verminderen, doet hier niet aan af. Belanghebbende heeft dit aanbod immers niet aanvaard.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Linssen, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. T. Tanghe, in tegenwoordigheid van drs. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te ondertekenen,
(J.W.J. de Kort) (I. Linssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 mei 2020.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.