Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De slotsom
7.De beslissing
uiterlijk op 15 juli 2020aan het hof en de vrouw dient te verstrekken;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2020 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep inzake de partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, terwijl de man, verweerder in hoger beroep, verweer heeft gevoerd en de bestreden beschikking van de rechtbank Overijssel wenst te handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op partneralimentatie, waarbij rekening is gehouden met de inkomsten van de man, die als pensioengerechtigde nog steeds werkzaam is. De vrouw heeft haar verzoek tot alimentatie vermeerderd, en het hof heeft geoordeeld dat de man voldoende gelegenheid heeft gehad om hierop te reageren. De hoogte van de alimentatie is vastgesteld op € 861,- bruto per maand, ingaande op 29 april 2019.
Daarnaast is er een geschil over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, specifiek met betrekking tot onroerend goed in Indonesië. De man heeft gesteld dat hij afstand heeft gedaan van zijn erfdeel, maar het hof heeft geoordeeld dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. Het hof heeft de man opgedragen om informatie te verstrekken over de erfrechtelijke bepalingen naar Indonesisch recht en om verifieerbare stukken over te leggen met betrekking tot de nalatenschap van zijn ouders. De beslissing over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is aangehouden, en het hof heeft de man een termijn gesteld om de gevraagde informatie te verstrekken.