In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind 3]. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had op 12 november 2019 besloten om [kind 3] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting, vanwege zorgen over de ontwikkeling van het kind. De moeder, die in hoger beroep ging, was het niet eens met deze beslissing en vroeg het hof om de ondertoezichtstelling ongedaan te maken. De raad voor de kinderbescherming en de William Schrikker Stichting steunden de beslissing van de kinderrechter en vroegen het hof deze te bekrachtigen.
Tijdens de zitting op 10 april 2020, die vanwege de coronamaatregelen telefonisch werd gehouden, werd de aanwezigheid van de moeder en haar begeleider toegestaan. De vader was niet aanwezig. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, inclusief de zorgen over de emotionele beschikbaarheid van de moeder en de relatie tussen de ouders, die gekenmerkt werd door huiselijk geweld. Ondanks enige positieve ontwikkelingen in de samenwerking met de hulpverlening, concludeerde het hof dat de ondertoezichtstelling van [kind 3] noodzakelijk bleef tot ten minste 15 augustus 2020.
Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, omdat er nog steeds sprake was van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [kind 3]. De ouders zijn aangemeld voor een gezinsopname, maar het hof heeft geen vertrouwen in een verbetering zonder een dwingend kader van ondertoezichtstelling. De beslissing van de kinderrechter blijft daarom van kracht, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.