ECLI:NL:GHARL:2020:3534

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
200.257.416/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ouders om medewerking te verlenen aan NIFP-onderzoek en de gevolgen daarvan voor de uithuisplaatsing van kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hebben de ouders van twee kinderen geweigerd om medewerking te verlenen aan een NIFP-onderzoek, dat was opgelegd in het kader van hun opvoedingsmogelijkheden. Het hof had eerder al zorgen geuit over de kinderen en de noodzaak van hun uithuisplaatsing vastgesteld. Ondanks de eerdere opdracht aan het NIFP om een onderzoek uit te voeren, gaven de ouders aan niet te willen meewerken, maar later wilden zij hierop terugkomen. Het hof heeft echter besloten om geen nieuw onderzoek te gelasten, gezien de schaarste en kosten van dergelijke onderzoeken, en het gebrek aan vertrouwen in de ouders om daadwerkelijk mee te werken aan het onderzoek.

De ouders hadden eerder al aangegeven dat zij niet hadden afgezien van het onderzoek, maar dit werd door het NIFP bevestigd. De advocaat van de ouders heeft het hof geïnformeerd dat de ouders nu alsnog medewerking willen verlenen, maar het hof heeft besloten om geen nieuwe zitting te houden en een eindbeschikking te geven. De machtiging voor de uithuisplaatsing was inmiddels verstreken, en het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd. Het verzoek van de ouders om opnieuw een deskundigenonderzoek te laten uitvoeren, werd afgewezen, omdat het hof geen vertrouwen had in een goede afloop van het onderzoek en de termijn van uithuisplaatsing inmiddels was verstreken.

De beslissing van het hof is op 28 april 2020 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters J.G. Idsardi, I.M. Dölle en G.B.A. Brummer aanwezig waren, bijgestaan door griffier I.G. Vos.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.257.416/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 189701)
beschikking van 28 april 2020
in het hoger beroep van
[verzoekster]en
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder, de vader of gezamenlijk: de ouders,
advocaat mr. P. Rietberg te Groningen,
tegen
de gecertificeerde instelling
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Gezinshuis [B] t.a.v. [C],
verder te noemen: het gezinshuis.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 31 oktober 2019 en 6 februari 2020 tussenbeschikkingen gegeven.
1.2
Ter griffie van het hof zijn na de tussenbeschikking van 6 februari 2020 binnengekomen:
- een brief van het NIFP van 20 februari 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Rietberg van 20 februari 2020;
- een journaalbericht/akte van uitlating van mr. Rietberg van 6 maart 2020;
- een journaalbericht van mr. Rietberg van 18 maart 2020 met productie(s).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof neemt hier over wat het hof al in de tussenbeschikking van 31 oktober 2019 had opgeschreven. In deze beschikking heeft het hof opgeschreven welke zorgen er zijn over de kinderen en dat de uithuisplaatsing van de kinderen daarom noodzakelijk was. Ook heeft het hof opgeschreven dat die zorg er nog steeds is en dat de kinderen nu niet naar huis kunnen. Wel heeft het hof op de vraag van de ouders om een onderzoek naar hun opvoedingsmogelijkheden te laten doen, beslist dat er inderdaad een ouderschapsonderzoek gedaan moest worden.
2.2
Het hof heeft daarom aan het NIFP een opdracht gegeven dit onderzoek te doen. Bij de tussenbeschikking van 6 februari 2020 is deze deskundigenopdracht gegeven aan [D] .
2.3
Op 20 februari 2020 heeft het NIFP het hof een brief gestuurd (met als bijlagen e-mailberichten van de ouders) waarin is meegedeeld dat de ouders niet willen meewerken aan het onderzoek en dat het onderzoek is afgesloten.
Bij journaalbericht van 20 februari 2020 heeft de advocaat van de ouders het hof meegedeeld dat het niet klopt dat de ouders hebben afgezien van een onderzoek en dat het een misverstand moet zijn. Volgens de ouders zijn de door het NIFP ontvangen (e-mail) berichten niet door hen gestuurd.
Het hof heeft de advocaat van de ouders om nadere uitleg gevraagd. De advocaat heeft hierop bij journaalbericht van 6 maart 2020 bevestigd dat de ouders hun medewerking aan het onderzoek door het NIFP inderdaad hebben geweigerd, maar dat zij nu toch alsnog het onderzoek willen en hierover gehoord willen worden.
Het hof heeft bij brief van 11 maart 2020 aan de advocaat van de ouders geschreven dat het hof het voornemen heeft niet opnieuw een NIFP onderzoek te gaan opdragen en niet opnieuw een zitting te houden, maar een eindbeschikking te gaan geven.
Partijen hebben allemaal de gelegenheid gekregen op dit voornemen te reageren. Alleen de advocaat van de ouders heeft hierop gereageerd bij journaalbericht van 18 maart 2020.
2.4
De periode van de machtiging uithuisplaatsing liep tot 2 maart 2020 en is inmiddels voorbij. In de tussenbeschikking van 31 oktober 2019 heeft het hof al uitgelegd dat de kinderen in afwachting van het NIFP onderzoek niet naar huis konden en dat dus de machtiging uithuisplaatsing zolang noodzakelijk was. Nu de periode van uithuisplaatsing waarover dit hoger beroep gaat inmiddels helemaal is verstreken, zal het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigen.
2.5
Het verzoek van de ouders tot (opnieuw) een deskundigenonderzoek door het NIFP zal het hof afwijzen. Het hof heeft hierbij gelet op de hierboven beschreven gang van zaken rond de medewerking aan het NIFP onderzoek, waardoor het hof geen vertrouwen heeft in een goede afloop hiervan. Verder heeft het hof daarbij gelet op de schaarste en kosten van dergelijke onderzoeken en op de inmiddels verstreken termijn van uithuisplaatsing.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan hoger beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.M. Dölle en G.B.A. Brummer, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 28 april 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.