Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de gezags- en omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2016. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in het principaal hoger beroep, zijn betrokken bij een langdurige juridische strijd over het gezag en de omgang met hun kind. Het hof heeft vastgesteld dat de vader inmiddels het kind heeft erkend en dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De omgangsregeling is uitgebreid, waarbij de vader en de minderjarige in de toekomst meer tijd samen zullen doorbrengen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland vernietigd voor zover het de beslissingen omtrent het gezag en de omgang betreft, en heeft de vader gezamenlijk met de moeder belast met het ouderlijk gezag. De zorgregeling is vastgesteld, waarbij de minderjarige ten minste eens in de twee weken op woensdagmiddag bij de vader verblijft, met een verdere uitbreiding van de zorgregeling in het vooruitzicht. Het hof heeft ook bepaald dat de ouders in onderling overleg de vakanties en feestdagen zullen verdelen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.