Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: verweerster,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure bij het gerechtshof
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 19 september 2019;
- het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 5 november 2019, van ABN AMRO;
- het V6-formulier met producties 3 tot en met 6 van mr. Notenboom van 26 februari 2020;
- het V6-formulier met productie 7 van mr. Notenboom van 9 maart 2020.
3.De feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 11.014,86 vermeldt. [appellante] heeft erkend dat het fiscaal overzicht is vervalst, maar heeft betwist dat zij het overzicht heeft vervalst en dat dit door haar aan ABN AMRO per e-mail is verzonden.
procedure bij de rechtbank4.2 [appellante] heeft de rechtbank – samengevat – verzocht om ABN AMRO te bevelen binnen twee werkdagen na de beschikking de persoonsgegevens van [appellante] te verwijderen uit het IR en EVR, subsidiair de duur van de registraties te beperken tot één jaar, dan wel een door de rechter te bepalen periode, met bevestiging door ABN AMRO van deze verwijdering dan wel beperking van duur aan [appellante] en aan derden aan wie mededelingen over de registraties zijn gedaan, op straffe van een dwangsom. Daarnaast heeft [appellante] verzocht ABN AMRO te veroordelen in de proceskosten.
€ 110.000,- meer aan eigen middelen beschikte dan feitelijk het geval was, dit kennelijk om in aanmerking te komen voor de aangevraagde hypothecaire lening. Deze gedraging leidt zonder meer tot benadeling en bedreiging van de belangen van de financiële sector en levert een zwaarwegend belang op aan de zijde van ABN AMRO om [appellante] in het IR en EVR te registeren. [appellante] heeft aangevoerd dat haar belangen bij verwijdering van de registraties zwaarder dienen te wegen, mede omdat de registraties haar in de uitoefening van haar beroep als accountant in de weg staan. [appellante] stelt dat zij voornamelijk werkzaam is bij financiële instellingen en dat deze instellingen bij het raadplegen van de systemen de melding van haar in het IR en EVR tegenkomen. Het incident is echter zo ernstig, juist voor iemand die accountant is, dat de registraties zijn gerechtvaardigd en dat dit dus ook de nadelige gevolgen rechtvaardigt die [appellante] kan ondervinden in haar werk als accountant. [appellante] heeft daarnaast aangevoerd dat zij geen nieuwe financiering zal verkrijgen zolang de registraties worden gehandhaafd. Ook deze omstandigheid leidt niet tot een ander oordeel. Verder is niet gebleken dat [appellante] in woningnood verkeert, aangezien [appellante] op dit moment woont in een (andere) woning die zij in eigendom heeft. Voorts ligt het in de lijn der verwachting dat [appellante] op korte termijn door de gemeente verder geholpen kan worden met het openen van een basisrekening, zodat de registraties op dit punt evenmin een belemmering vormen voor [appellante] om te kunnen deelnemen aan het financiële verkeer. De door [appellante] aangevoerde belangen en omstandigheden zijn, afzonderlijk maar ook in onderlinge samenhang bezien, voor het hof onvoldoende om tot een andere afweging te komen dan de rechtbank. Aangezien [appellante] haar stellingen omtrent het vervalste fiscaal overzicht, zoals hiervoor geoordeeld, onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof niet toe aan bewijslevering. Het hof acht de opname en handhaving van de registraties in overeenstemming met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op het voorgaande weegt het belang van ABN AMRO bij handhaving van de registraties zwaarder dan de belangen van [appellante] bij de verwijdering daarvan.