2.33.De proceskosten van het geding in hoger beroep zal het hof compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat partijen gewezen echtelieden zijn.
De in hoger beroep gemaakte kosten voor deskundigenonderzoeken zullen partijen eveneens ieder voor de helft moeten dragen. Met die beslissing kan worden volstaan nu partijen de kosten van de deskundigenonderzoeken inmiddels al via voorschotbetalingen ieder voor de helft hebben betaald.
verklaart de vrouw niet ontvankelijk in het door haar in de zaken onder nummers 200.037.623/01 en 200.037.625/01 voorwaardelijk ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Groningen van 24 maart 2009, met uitzondering van het voorwaardelijk hoger beroep betreffende de hypothecaire lening bij de [b-bank] ;
Voorts in de zaak onder nummer200.037.623/01in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
veroordeelt de man om aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te voldoen:
- met ingang van 1 augustus 2015 een bedrag van € 2.000,- per maand,
- met ingang van 1 januari 2016 een bedrag van € 25,- per maand,
- met ingang van 1 januari 2017 een bedrag van € 2.068,50,- per maand,
- met ingang van 1 januari 2018 een bedrag van € 2.099,50 per maand
- met ingang van 1 november 2018 een bedrag van € 2.025,- per maand en
- met ingang van 1 januari 2019 een bedrag van € 2.141.50 per maand,
te vermeerderen met wettelijke rente over het verschil tussen de bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw die de man vanaf 1 februari 2016 elke maand ingevolge de beschikking van dit hof van 10 september 2015 was verschuldigd en het bedrag dat hij maandelijks heeft betaald, waarbij de wettelijke rente telkens ingaat op iedere eerste dag van de maand dat de over die maand verschuldigde termijn niet volledig is betaald en telkens doorloopt tot de dag dat het onbetaald gelaten deel van het termijnbedrag is voldaan;
bepaalt dat de bijdragen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken, telkens bij vooruitbetaling dienen te worden voldaan;
Voorts in de zaken met de nummers200.031.198/01, 200.037.625/01telkens in het principaal en het incidenteel hoger beroep, en met nummer200.085.417/01:
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Groningen van 13 januari 2009 en van 26 mei 2009 en vernietigt de beschikking van de rechtbank Groningen van 11 januari 2011 voor zover de man daarin is veroordeeld om aan de vrouw ter zake van de verrekening van zijn bedrijf een bedrag van € 65.500,- netto te betalen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
1. bepaalt dat partijen het pand aan de [a-straat] 5 te [A] als volgt gezamenlijk moeten verkopen:
- partijen moeten binnen twee weken na de dagtekening van deze beschikking in onderling overleg een makelaar kiezen en deze gezamenlijk opdracht tot verkoop geven;
- de makelaar bepaalt een marktconforme vraag- en laatprijs;
- partijen dienen de adviezen van de makelaar op te volgen;
- de verkoopstrategie zal zijn gericht op een zo spoedig mogelijke verkoop (in beginsel binnen zes maanden) tegen een marktconforme prijs;
- partijen dienen hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de gemeenschappelijke onroerende zaak aan de koper;
2. bepaalt dat indien één van partijen niet meewerkt aan de verkoop en levering van het pand aan de [a-straat] 5 te [A] aan een koper die tenminste de door de makelaar op de onder 1 genoemde wijze vastgestelde laatprijs biedt, deze beschikking vanaf het moment van de weigering om mee te werken, in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of handtekening van de partij die weigert mee te werken aan de verkoop en levering;
3. bepaalt dat binnen vier weken na levering van het pand aan de [a-straat] 5 te [A] de verkoopopbrengst van het pand als volgt moet worden verdeeld. Uit de verkoopopbrengst zullen eerst de gebruikelijke kosten moeten worden voldaan en de hypothecaire lening bij de [a-bank] met een hoofdsom van € 250.000,- moeten worden afgelost. Een deel van de aldus afgeloste hypothecaire lening groot € 45.378,- (waarvan € 30.857,- verband houdt met de na te noemen garage aan de [c-straat] te [A] ) komt uitsluitend ten laste van de man, en een deel groot € 204.622,- komt elk voor de helft voor rekening van ieder van partijen. Van de verkoopopbrengst komt het deel dat overblijft na aftrek van de gebruikelijke kosten en een bedrag van € 204.622,- aan partijen ieder voor de helft toe;
Voor het overige wordt de wijze van verdeling als volgt gelast en/of de wijze van verrekening als volgt bepaald:
I. de man zal behouden, dan wel worden voor zover nodig aan de man toebedeeld, de inboedelgoederen die hem ingevolge de lijst van 11 april 2008 (productie 2 bij de brief van 29 oktober 2008 van de advocaat van de man) toekomen en de overige in die lijst genoemde goederen zullen door de vrouw worden behouden, dan wel voor zover nodig aan haar worden toebedeeld, een en ander zonder nadere verrekening van de waarde;
II. veroordeelt de vrouw tot afgifte aan de man van de op de lijst van 11 april 2008 genoemde goederen die de man nog niet heeft verkregen;
III. de man zal behouden, dan wel worden voor zover nodig aan hem toebedeeld, de inboedelgoederen die zich in zijn (voormalige) woning aan de [e-straat] te [A] bevinden/hebben bevonden, zonder nadere verrekening van de waarde;
IV. De man zal behouden, dan wel wordt voor zover nodig aan hem toebedeeld:
a. de woning aan de [d-straat] 4 en 4A te [A] , onder de verplichting om de drie hypothecaire leningen waarvoor hypotheek op die woning is gevestigd - namelijk een lening bij [P] afgesloten in 1989 met een hoofdsom van € 87.125,-, een lening bij [P] afgesloten in 1999 met een hoofdsom van € 15.882,-, en een lening bij de [a-bank] afgesloten in 2004 met een hoofdsom van € 90.000,- - voor zijn rekening en risico te nemen en als eigen schuld te voldoen, onder vrijwaring van de vrouw en onder de verplichting voor de man om de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid terzake van die leningen indien een dergelijke aansprakelijkheid bestaat;
b. de polis levensverzekering bij [P] nummer [00000] , die is gekoppeld aan de hypothecaire lening bij [P] die in 1989 is aangegaan;
c. de garage aan de [c-straat] 28 te [A] , zonder verrekening van de waarde, onder de verplichting voor de man om van de hypothecaire lening bij de [a-bank] met een hoofdsom van € 250.000,-, een deel van € 30.857,- voor zijn rekening en risico te nemen en dit deel van de lening als eigen schuld te voldoen onder vrijwaring van de vrouw, zolang dit deel van de hypothecaire lening niet op de hiervoor beschreven wijze bij de verkoop van het pand aan de [a-straat] 5 te [A] is afgelost en verrekend;
d. de beleggingsverzekering bij [S] , polis nummer [00001] ;
e. de levensverzekering bij [T] , polis nummer [00002] ;
f. de garage aan de [b-straat] box 37 te [A] ;
g. de bankrekeningen bij:
* de [c-bank] nummer [00003] ;
* de [a-bank] nummer [00004] en
* de [b-bank] nummer [00005] ;
h. de eenmanszaak dan wel de aandelen in de ondernemingen van de man, [J] B.V. en [I] B.V., en de tot de onderneming(en) behorende bankrekeningen, waaronder de rekening bij de [b-bank] nummer [00006] , de tot de onderneming behorende geluidsinstallatie Sound Gallery en de auto, merk Volkswagen Phaeton, kenteken [00-YY-YY] ;
i. de (rest)schuld op de lening bij de [c-bank] die in 2003 is aangegaan voor de financiering van de auto, merk Saab, in die zin dat de man deze schuld voor zijn rekening zal moeten nemen, zonder verrekening van de waarde;
V. de vrouw zal behouden, dan wel wordt voor zover nodig aan haar worden toebedeeld:
- de auto, Fiat Spider;
- de bankrekeningen bij de [d-bank] nummers [00007] en [00008] ;
- de bankrekeningen bij de [b-bank] nummers [00009] , [00010] , [00011] en [00012] , zonder verrekening van de waarde;
- de bankrekening bij [d-bank] nummer [00013] ;
- haar eenmanszaak;
VI. bepaalt dat de man ter zake van voorgaande verrekening en/of wijze van verdeling, conform de huwelijkse voorwaarden, aan de vrouw moet voldoen een bedrag van € 168.118,59, te vermeerderen met wettelijke rente over een bedrag van € 106.767,- vanaf 28 maart 2007 tot de dag van algehele voldoening.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Groningen van 11 januari 2011 voor het overige;
bepaalt dat partijen ieder de helft van de kosten van het geding in hoger beroep, inclusief die van de uitgevoerde deskundigenonderzoeken, moeten dragen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. B.J.H. Hofstee en
mr. C. Koopman, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 april 2020.