Uitspraak
de vrouw,
de man,
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De beoordeling door het hof
eerste griefkomt
de vrouwop tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de aankoop van de grond in Indonesië. Zij voert aan dat partijen gezamenlijk hebben besloten grond te verwerven in Indonesië om daar later samen te gaan wonen. De vrouw kende [G] niet echt, maar omdat zij pastor is kon zij vertrouwd worden als tussenpersoon bij de aankoop. Omdat geen van partijen de Indonesische nationaliteit heeft kon de grond niet op (een van) hun namen worden gesteld zodat deze op naam van [G] is gesteld. Het is nooit de bedoeling van de vrouw geweest om als enige aanspraken op de grond te krijgen en zij wil er graag aan meewerken dat de man aanspraken krijgt op de grond; zij heeft daar geen belangstelling meer voor. De vrouw stelt niet onrechtmatig jegens de man gehandeld te hebben door de afspraak om grond aan te kopen zo uit te voeren dat hij in tegenstelling tot haar geen rechten op die grond kan doen gelden, want ook voor haarzelf geldt dat zij die aanspraken niet heeft. Ook is er geen sprake van schade want er is een investering gedaan met een risico.
tweede griefvan
de vrouwbetreft het oordeel van de rechtbank dat de man op het van haar geleende bedrag van € 35.000,-, dat zij op haar beurt van haar zus in Zwitserland had geleend, een bedrag van € 17.500,- heeft terugbetaald zodat hij nog slechts € 17.500,-, vermeerderd met de contractuele rente, aan haar behoeft te betalen. Met haar mededeling dat zij zich niet kon herinneren dat de man haar dit bedrag zou hebben terugbetaald heeft zij bedoeld nadrukkelijk te betwisten dat zij die betaling van de man heeft ontvangen, althans, zij betwist die betaling in hoger beroep alsnog nadrukkelijk. Dat de man € 20.000,- contant heeft opgenomen rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat hij bedoeld bedrag aan haar heeft betaald. Contante betaling van zo'n bedrag ligt niet voor de hand, en waarom de man dan niet het gehele bedrag van € 20.000,- aan haar zou hebben afgelost is dan ook de vraag. Daarnaast is de man betrokken bij diverse ondernemingen, waar de geldopname ook mee te maken kan hebben. Terwijl de vrouw de man voor alle betalingen liet tekenen, is dat in dit geval niet gedaan. De vrouw meent dat het gehele bedrag van € 35.000,- met de contractuele rente toegewezen behoort te worden.
de manook in zijn
eerste grief in incidenteel appeldat hij ten onrechte is veroordeeld om € 17.500,- aan de vrouw te betalen. De ontkenning van de vrouw dat zij het bedrag van € 17.500,- van de man heeft ontvangen acht de man te laat gedaan en ongeloofwaardig, nu zij ter comparitie bij de rechtbank iets anders heeft verklaard (namelijk dat zij zich die betaling niet herinnerde). Het was niet de man die handtekeningen voor betalingen verlangde, maar de vrouw. Hij heeft deze betaling in goed vertrouwen zonder handtekening verricht.
derde griefvan
de vrouwis gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de kosten van Sanisale ad € 6.500,- in mei 2013 met geld van de man zijn betaald, zodat de vrouw hem € 3.250,- moet betalen. De vrouw voert aan dat zij wel degelijk uit eigen vermogen de kosten van Sanisale heeft betaald. Zij had eigen geld in een kluis bij een vriendin waarvan zij dit bedrag kon betalen en ook heeft betaald. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij een verklaring overgelegd, bestaande uit een e-mailbericht van 8 april 2019, afkomstig van [H] , waarin deze verklaart dat de vrouw haar in 2012 en 2013 een enveloppe met geld in bewaring heeft gegeven dat de vrouw apart wilde zetten voor het onderhoud van haar kinderen en zichzelf. Uit de dikte van het pak geld, dat zij zag voordat de vrouw de envelop dichtplakte, en de mededeling van de vrouw dat het meer dan € 10.000,- was kon mevrouw [H] opmaken dat het om een substantieel bedrag ging boven de € 10.000,-. De vrouw biedt bewijs aan van haar stelling dat zij dit geld in bewaring heeft gegeven en dat zij daarvan een contante betaling aan Sanisale heeft gedaan, in het bijzonder door mevrouw [H] als getuige te doen horen.
tweede grief in het incidenteel appel van de manbetreft de door de rechtbank uitgesproken compensatie van de proceskosten. De man wenst dat de vrouw wordt veroordeeld in de proces- en beslagkosten in beide instanties.
3.De beslissing
12 mei 2020, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;