In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde verzuimboete aan belanghebbende. De Inspecteur had het ondernemerstarief voor een bestelauto niet toegepast, wat volgens het Hof onterecht was. Belanghebbende, die houder was van een Citroën Berlingo, had in de onderhavige periode werkzaamheden verricht voor meerdere opdrachtgevers en had aangetoond dat hij als ondernemer voor de omzetbelasting diende te worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat hij het motorrijtuig meer dan bijkomstig had gebruikt in het kader van zijn onderneming. Hierdoor had hij recht op het lagere ondernemerstarief. De naheffingsaanslagen werden verminderd tot € 4 en € 69 voor de respectieve tijdvakken. Daarnaast oordeelde het Hof dat de verzuimboete, die was opgelegd omdat belanghebbende de belasting niet tijdig had betaald, vernietigd diende te worden. Dit was het gevolg van het feit dat de Inspecteur een onjuiste rekening had gestuurd, waardoor belanghebbende geen verwijt kon worden gemaakt van het verzuim. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en de Inspecteur.