ECLI:NL:GHARL:2020:3238

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
200.267.220
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met de kinderen en de gevolgen voor de zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de moeder met de kinderen naar een andere woonplaats. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland te vernietigen, waarin de moeder vervangende toestemming was verleend om met de kinderen te verhuizen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De vader was van mening dat de verhuizing nadelige gevolgen zou hebben voor de zorgregeling en de continuïteit van de zorg voor de kinderen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De moeder had de verhuizing niet goed voorbereid en had de vader niet betrokken bij het besluitvormingsproces. Desondanks oordeelde het hof dat de noodzaak voor de verhuizing, gezien de verslechterde relatie tussen de ouders en de onveilige situatie voor de moeder, gerechtvaardigd was. Het hof heeft ook rekening gehouden met de belangen van de kinderen, die ondanks de verhuizing hun activiteiten in de oude woonplaats konden voortzetten. De kinderen hebben aangegeven dat zij de situatie zoals die nu is willen behouden.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de belangen van de kinderen zwaarder wogen dan die van de vader. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat de partijen gewezen echtgenoten zijn. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een onderzoek door de raad te gelasten en heeft de grieven van de vader afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.267.220/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 483442 en 484292)
beschikking van 21 april 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel-Beerens te De Meern, gemeente Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.P. Barské-Gelling te Veenendaal .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 juli 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, verder: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 september 2019;
- een journaalbericht van mr. Van den Heuvel-Beerens van 18 oktober 2019 met een
productie,
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Barské-Gelling van 18 februari 2020 met productie, ingekomen
op 19 februari 2020;
- een journaalbericht van mr. Van den Heuvel-Beerens van 20 februari 2020 met een
akte nazenden producties, tevens houdende een wijziging van het petitum, ingekomen op 24 februari 2020;
- een journaalbericht van mr. Barské-Gelling van 2 maart 2020 met producties, ingekomen
op 2 maart 2020.
2.2
Bij brief van 1 maart 2020, gevoegd als bijlage bij het journaalbericht van mr. Barksé-Gelling van 2 maart 2020, hebben de hierna te noemen [kind 1] en [kind 2] hun mening over de verzoeken van de vader in hoger beroep kenbaar gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 maart 2020 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming is [vertegenwoordiger van de raad] verschenen.
2.4
Met verwijzing naar artikel 1.4.4 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven hebben de advocaten van partijen desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij voldoende hebben kennisgenomen
van de door de wederpartij in het geding gebrachte journaalberichten van respectievelijk
20 februari 2020 en 2 maart 2020 met bijlagen, dat zij zich voldoende hebben kunnen voorbereiden op een verweer daartegen en dat zij instemmen met het overleggen van die bijlagen zonder nadere maatregel van het hof. Het hof slaat daarom ook acht op die bijlagen.

3.De feiten

Partijen hebben een relatie gehad en zijn de ouders van:
- [kind 1] (verder: [kind 1] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , en
- [kind 2] (verder: [kind 2] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [kind 1] en [kind 2] worden verder aangeduid als ‘de kinderen’. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
De ouders hebben de zorg zo verdeeld dat de kinderen de ene week van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend en de andere week van maandagmiddag tot dinsdagochtend bij de vader verblijven en de andere dagen bij de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [woonplaats 2] , de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de inschrijving van de kinderen op een andere basisschool dan basisschool [basisschool] te [woonplaats 1] en de inschrijving van de kinderen op de middelbare school: het [middelbare school 1] of het [middelbare school 2] in [woonplaats 1] .
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
- aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [woonplaats 2] te verhuizen;
- de moeder verboden om de kinderen op een andere basisschool dan [basisschool] te [woonplaats 1] in te schrijven;
- de verzoeken van de vader afgewezen;
- bepaald dat ieder partij de eigen proceskosten moet betalen.
4.2
De vader is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw beschikkende:
primair:
1. de moeder te verbieden om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats 2] dan wel een andere woonplaats in een straal van 10 kilometer buiten [woonplaats 1] dan wel haar zelfstandig verzoek hiertoe af te wijzen en - bij toewijzing van het verzoek van de vader - de moeder op te leggen om binnen veertien dagen na het geven van de beschikking met de kinderen terug te verhuizen naar [woonplaats 1] dan wel een woonplaats binnen een straal van 10 kilometer buiten [woonplaats 1] ;
2. in het geval de moeder niet binnen deze termijn zal terugverhuizen naar [woonplaats 1] dan wel een woonplaats binnen een straal van 10 kilometer buiten [woonplaats 1] de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen, in die zin dat zij vanaf de vijftiende dag na het geven van de beschikking ingeschreven worden op het adres van de vader;
3. de moeder te verbieden de kinderen op een andere basisschool in te schrijven dan [basisschool] in [woonplaats 1] ;
4. de moeder op te leggen haar medewerking te verlenen om de kinderen op de middelbare school het [middelbare school 1] of het [middelbare school 2] in [woonplaats 1] in te schrijven bij gebreke waarvan de beschikking van het hof voor deze toestemming in de plaats kan treden middels artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
5. een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan op te leggen met een maximum van € 15.000,- indien de moeder hetgeen onder 1 tot en met 4 is opgenomen niet zal naleven.
subsidiair:
6. indien de moeder wel vervangende toestemming zal krijgen om met de kinderen te verhuizen, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen te wijzigen en vast te stellen bij de vader.
7. een zorgregeling voor de moeder met de kinderen vast te stellen.
en in zowel het primaire als het subsidiaire geval de moeder te veroordelen
in de proceskosten in eerste aanleg en in het hoger beroep.
4.3
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof de vader in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met compensatie van de proceskosten.
4.4
De vader heeft bij akte, ingekomen op 24 februari 2020, zijn petitum gewijzigd dan wel aangevuld, in die zin dat de man thans onder punt 5 van zijn petitum verzoekt de vrouw te verbieden de kinderen op een andere middelbare school in te schrijven dan het [middelbare school 1] in [woonplaats 1] en onder punt 6 een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan op te leggen met een maximum van € 15.000,- indien de vrouw een of meerdere punten zoals gesteld onder 1 tot en met 5 van het petitum niet zal naleven.
4.5
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof zijn primaire verzoek onder 4 in zijn akte van 24 februari 2020 ingetrokken.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders zijn het niet eens over de verhuizing van de moeder met de kinderen naar [woonplaats 2] en de schoolkeuze van de kinderen. Het hof heeft tevergeefs een vergelijk tussen de ouders beproefd en zal beslissen zoals het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt (artikel 1:253a BW). Het belang van het kind is een overweging van de eerste orde, maar andere belangen kunnen zwaarder wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg en de extra kosten die hiermee gemoeid zijn na de verhuizing;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin de kinderen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- het belang van de ene ouder om te kunnen verhuizen en elders een toekomst op te bouwen;
- het belang van de andere ouder dat hij/zij op dezelfde manier voor de kinderen kan blijven zorgen.
5.2
De ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met hen elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.3
Na eigen onderzoek is het hof van oordeel dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. Het hof neemt de motivering van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daaraan nog het volgende toe.
Noodzaak tot verhuizing
Gebleken is dat de moeder de noodzaak heeft gevoeld om te verhuizen, omdat de verhouding tussen de ouders na de echtscheiding was verslechterd. Ook de communicatie tussen partijen was en is slecht. De moeder voelde zich in [woonplaats 1] regelmatig geconfronteerd met en geïntimideerd door de vader en zijn nieuwe partner. Hierdoor voelde zij zich niet meer veilig. De moeder kon die situatie niet langer aan.
De mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid
Het hof constateert dat de moeder de verhuizing niet zorgvuldig heeft voorbereid. De moeder heeft de vader niet bij de voorbereiding van het besluitvormingsproces betrokken. De moeder heeft de vader bij videoboodschap medegedeeld dat zij en de kinderen gingen verhuizen naar [woonplaats 2] . Nog voordat zij het besluit had genomen, had de moeder met de vader moeten overleggen over haar plannen om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats 2] . De moeder had als gezaghebbende ouder moeten weten dat over dit soort belangrijke beslissingen in het leven van de kinderen, beslissingen die van invloed kunnen zijn op de relatie tussen de vader en de kinderen, in ieder geval overlegd moet worden met de andere ouder. Doordat de moeder de vader niet heeft betrokken in het voorbereidingsproces, zijn de verhoudingen tussen hen als ouders van [kind 1] en [kind 2] verder verslechterd. De stelling van de moeder dat zij zich niet realiseerde dat zij moest overleggen, is in het licht van het vorenstaande onbegrijpelijk.
Geboden alternatieven, onverminderd contact, continuïteit van de zorg, frequentie van het contact voor en na de verhuizing en de (extra) kosten zorgregeling
Uit de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling over en weer is verklaard is gebleken dat ondanks de verhuizing van de moeder en de kinderen, de huidige zorgsregeling en het aandeel van de de vader daarin, de sport, de scouting, de muziekles en de sociale contacten in [woonplaats 1] zijn voortgezet. De vrouw heeft laten zien dat zij bereid is de kinderen te brengen en te halen naar alle activiteiten in [woonplaats 1] . Dit heeft zij in hoger beroep bevestigd. De vader kan na de verhuizing dus op dezelfde manier voor de kinderen zorgen als voor de verhuizing. Tot op heden is ook niet gebleken dat de verhuizing van de moeder en de kinderen naar [woonplaats 2] een beperking heeft opgeleverd of een belemmering heeft gevormd of zal vormen voor de kinderen dan wel hun activiteiten in [woonplaats 1] .
De moeder heeft voorts verklaard bereid te zijn om de kinderen, indien dat zo uitkomt en indien de kinderen dat willen, meer bij de vader te laten verblijven dan in de huidige zorgregeling.
De kinderen zijn na de verhuizing naar [woonplaats 2] in [woonplaats 1] op school gebleven en zullen hier ook naar school blijven gaan, zowel naar de basisschool als naar de middelbare school. De moeder heeft verklaard dat zij de kinderen ook voor school wil brengen en halen met de auto als dat nodig is.
De vader vindt dat de afstand van [woonplaats 2] naar [woonplaats 1] en naar de middelbare school te ver is om te fietsen. De moeder vindt die (fiets)afstand geen probleem. De fietsafstand naar school is ongeveer 13 kilometer. Voor kinderen van de leeftijd van [kind 1] en [kind 2] is zo’n fietsafstand volgens het hof geen probleem. Van gezondheidsproblemen die fietsen lastig of onmogelijk maken is niet gebleken. Dat de fietsroute niet veilig zou zijn is niet komen vast te staan. Het hof gaat ervan uit dat [kind 1] en [kind 2] niet alleen maar met andere kinderen naar school en naar huis zullen fietsen.
De kinderen en de communicatie tussen de ouders
[kind 1] en [kind 2] zijn elf jaar oud. Zij worden deze zomer twaalf jaar. Het hof heeft hen in het kader van deze procedure gevraagd om hun mening en zij hebben beiden via de vader schriftelijk laten weten dat zij hun mening niet kenbaar wilden maken. Via de moeder hebben zij echter laten weten dat zij willen dat de situatie blijft zoals deze nu is. Deze situatie illustreert naar het oordeel van het hof hoe de slechte communicatie en de verslechterde verhoudingen terugkomt bij de kinderen. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun aandeel in de huidige situatie en in het huidige conflict. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de ouders hun onderlinge communicatie verbeteren, bijvoorbeeld via de eerder voorgestelde ouderschapsbemiddeling.
Hoewel de kinderen zijn opgegroeid in [woonplaats 1] en zij daar op school zitten, zij daar hun clubjes hebben en muziekles, scouting en hun sociale contacten, is gebleken dat zij flexibel zijn omgegaan met de verhuizing naar [woonplaats 2] . De kinderen hebben het volgens de moeder naar hun zin. De man heeft dit niet weersproken. Het hof acht aannemelijk dat de verhuizing naar [woonplaats 2] voor de kinderen minder ingrijpend is, doordat de moeder bereid is (geweest) alle activiteiten in [woonplaats 1] zoveel mogelijk door te laten gaan.
5.4
Het hof is, na afweging van alle betrokken belangen zoals hiervoor omschreven, van oordeel dat het in het belang van de kinderen wenselijk is dat zij met hun moeder verhuizen naar [woonplaats 2] . Dit belang weegt zwaarder dan het belang van de vader bij handhaving van de situatie zoals die was voor verhuizing. De grootste verandering voor de kinderen ligt naar het oordeel van het hof in het iets langer moeten fietsen van en naar school, maar dat is niet onoverkomelijk en onvoldoende om aan de moeder de toestemming om te mogen verhuizen te onthouden.
5.5
Het hof ziet geen aanleiding om een onderzoek door de raad te gelasten. Het hof ziet in het door de vader gestelde evenmin aanleiding om de moeder in de proceskosten te veroordelen en zal de proceskosten tussen de vader en de moeder compenseren.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen de grieven van de vader. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren omdat partijen gewezen echtgenoten zijn.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 juli 2019;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, E.B. Knottnerus en
J.H. Lieber, bijgestaan door mr. M. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 21 april 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.