Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
op 19 februari 2020;
op 2 maart 2020.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van de moeder met de kinderen naar een andere woonplaats. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland te vernietigen, waarin de moeder vervangende toestemming was verleend om met de kinderen te verhuizen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De vader was van mening dat de verhuizing nadelige gevolgen zou hebben voor de zorgregeling en de continuïteit van de zorg voor de kinderen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De moeder had de verhuizing niet goed voorbereid en had de vader niet betrokken bij het besluitvormingsproces. Desondanks oordeelde het hof dat de noodzaak voor de verhuizing, gezien de verslechterde relatie tussen de ouders en de onveilige situatie voor de moeder, gerechtvaardigd was. Het hof heeft ook rekening gehouden met de belangen van de kinderen, die ondanks de verhuizing hun activiteiten in de oude woonplaats konden voortzetten. De kinderen hebben aangegeven dat zij de situatie zoals die nu is willen behouden.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de belangen van de kinderen zwaarder wogen dan die van de vader. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat de partijen gewezen echtgenoten zijn. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een onderzoek door de raad te gelasten en heeft de grieven van de vader afgewezen.