ECLI:NL:GHARL:2020:3219

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
200.244.857/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de automatische verlenging van een overeenkomst van opdracht en de stelplicht van de appellant

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], handelend onder de naam Brandalicious, en Clinton Grosshandels GmbH over de vraag of er een afspraak tot automatische verlenging van een overeenkomst van opdracht bestond. De appellant heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tot betaling van € 60.000,-, gebaseerd op de stelling dat de samenwerking met Clinton stilzwijgend was verlengd. De rechtbank Midden-Nederland heeft de vordering afgewezen, omdat zij van oordeel was dat er geen overeenkomst tot verlenging was tot stand gekomen. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft voldaan aan zijn stelplicht om te bewijzen dat er een afspraak tot automatische verlenging was gemaakt. De appellant heeft wisselend verklaard over het tijdstip van de gemaakte afspraken en het hof heeft geconcludeerd dat de feiten onvoldoende concreet en concludent zijn om de vordering te onderbouwen. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de appellant in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.244.857/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/437632 / HL ZA 17-135)
arrest van 21 april 2020
in de zaak van
[appellant] , h.o.d.n. Brandalicious,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. Blakborn, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Clinton Grosshandels GmbH,
gevestigd te Hoppegarten (Duitsland),
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Clinton,
advocaat: mr. A.J. Spiegeler, kantoorhoudend te 's-Gravenhage.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding tot zover naar het tussenarrest van
1 oktober 2019. In dat tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Die comparitie is gehouden op 26 februari 2020. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Na afloop van de comparitie hebben partijen arrest gevraagd. Het hof heeft daarna arrest bepaald op het door [appellant] overgelegde procesdossier aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie van partijen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:
2.2.
[appellant] verleent via zijn marketingbureau Brandalicious diensten op het gebied van
marketing.
2.3.
Clinton is een Duitse mode-retailer met een groot aantal winkels en verkooppunten,
voornamelijk in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Haar hoofdactiviteit is de verkoop van kleding voorzien van de merken CAMP DAVID en SOCCX.
2.4.
In de zoektocht naar een marketeer in Nederland ten behoeve van de
internationale expansie van bovengenoemde merken is de heer [B] (hierna: [B] ), optredend als extern adviseur voor Clinton, in de tweede helft van 2013 met [appellant] in contact gekomen.
2.5.
In oktober/november 2013 heeft Clinton aan [appellant] opdracht gegeven om tegen een
vergoeding van € 7.500,- een marketingstrategie voor Nederland op te zetten. [appellant] heeft dat gedaan en Clinton heeft de daarvoor afgesproken vergoeding aan [appellant] betaald.
2.6.
Naar aanleiding van de door [appellant] aangeleverde opzet voor de marketingstrategie
voor Nederland hebben [appellant] en Clinton in november 2013 mondelinge afspraken gemaakt over marketingwerkzaamheden die [appellant] voor Clinton in Nederland tegen vergoeding zou verrichten. [appellant] is met ingang van 1 december 2013 met zijn werkzaamheden begonnen. Bij factuur van 20 januari 2014 heeft [appellant] aan Clinton onder meer een vaste vergoeding van € 5.000,- en een bonus voor meerwerk van € 2.500,- over december 2013 in rekening gebracht. Clinton heeft deze factuur van [appellant] , evenals de daaropvolgende facturen van [appellant] over de maanden januari 2014 tot en met november 2014, voldaan.
2.7.
Per e-mail van 4 december 2013 heeft [appellant] aan [B] , met kopie aan mevrouw [C] (hierna: [C] ), marketing manager van Clinton, een voorstel gestuurd voor een overeenkomst genaamd “Commision Contract” met twee bijlagen (bijlage 1: “Communication Strategy Camp David”; bijlage 2: “Agreements made on the 28th of October in Berlin”). Het contractvoorstel van [appellant] bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(...)
2.5 (...)
Parties declare specifically that they have a commission contract as mentioned in 7:400 e.v. dutch ‘Burger Wetboek’.
(...)
4 Duration and (interim) termination
4.1
This agreement is entered for some time, namely from 1st of december 2013 to december lst of 2014. The agreement will be renewed tacitly thereafter with 3 years.
(...)
5. Fees and billing
5.1
The contractor will monthly receive a fixed fee from the client at the amount of € 8.840,- (€ 85,- per working hour instead of € 150,-/€ 125,- such as discussed), this is excluding VAT. (...)”
2.8.
In vervolg op een gesprek tussen [appellant] en Clinton ( [B] ) te Berlijn op 16 januari 2014 heeft Clinton op 7 april 2014 een door haar opgesteld concept voor een “Agenturvertrag” aan [appellant] overhandigd (hierna: het Clinton-concept). Dit concept houdt in, voor zover relevant:
“(…)
§ 1 Vertragsgegenstand
(1) Die AGENTUR [ [appellant] , toevoeging hof] hat die Aufgabe, CLINTON bei sämtlichen Fragen des Marketing-Managementprozesses (...) im Schwerpunktgebiet Niederlande, Belgien und Luxemburg zu beraten.
(...)
§ 2 Vergütung der AGENTUR
(1) Für die in § 1 bezeichneten Tätigkeiten erhält die AGENTUR ein monatlich pauschales Festhonorar in Höhe von
5.000,00 €(...)
(2) Bei vorher abgestimmtem, schriftlich genehmigtem Mehraufwand erhält die AGENTUR eine monatliche Prämie in Höhe von bis zu
2.500,00 €(.. .).
(...)
§ 5 Wettbewerbsverbot
(...)
(2) CLINTON kann jederzeit mit anderen en oder Dritten Verträge über Werbeleistungen abschlieβen, Sie ist nicht verpflichtet, ausschlieβlich die AGENTUR mit der Erbringung von Werbeleistungen im Bereich des Vertragsgegenstandes zu beauftragen.
(...)
§ 8 Vertragsdauer, Kündigung
(1) Dieser Vertrag beginnt am 1. Dezember 2013 und endet am 1. Dezember 2014. Der Vertrag verlängert sich jeweils um ein Jahr, wenn er nicht drei Monate vor Vertragsende von einem der beiden Parteien schriftlich gekündigt wurde. (...)
(...)
§ 10 Rechtswahl
Auf diesen Vertrag findet ausschlieβlich das Recht der Bundesrepublik Deutschland unter Ausschluss des UN-Kaufrechts (CISG) Anwendung.
§ 11 Gerichtsstandvereinbarung
(1) Die Vertragsparteien vereinbaren für alle aus und im Zusammenhang mit diesem Vertrag entstehenden Streitigkeiten als Gerichtsstand Berlin.
(...)”
2.9.
Per e-mail van 10 juli 2014 heeft [appellant] aan Clinton ( [B] ) bericht dat hij het Clinton-concept met zijn adviseur heeft besproken. [appellant] schrijft:
“It was great to hear from him that the contract you gave me was a fair contract and reasonably been drawn up. Knowing that, there are a few small things that would like to have modified or redrafted.
§ 2.2 (…) I think we agreed that the premium is paid monthly for extra or special, not indicated in advance, work or achieved goals. I’d like, preferably in a side letter, to bring the tekst for this paragraph more in line with what we’ve done in recent months. For Example: “
Für die in Paragraph 1 bezeichneten Tätigkeiten erhält de AGENTUUR ein monatlich pauschales Festhonorar in Höhe von 7.500 euro (…). Davon wird im Agenturvertrag 2.500 Euro (…) als monatlichen Prämie bezeichnet”.
§ 4 (…) If you want to keep this paragraph in the contract I suggest you limit my liability to direct damage caused by Clinton as suffered as the result of intent or gross negligence and for not more than the amount as stated in § 1.2.
§ 5.2 As I understand it’s free to Clinton to work with other, competitive advisors according to my work as mentioned in § 1.1. That implies that I could end up with a contract but no work. Because this contract is about two days of work, I don’t understand why this is mentioned. When Clinton is not satisfied regarding to my work the contract can be terminated at all times. And after respecting the term of notice Clinton can start the cooperation with another advisor. Therefore I’d like to remove this paragraph from the contract.
§ 8.1 My work for Camp David, and the confidence for success in Holland, gave me little to no time and options in respect of new business. Are you willing, based on the past period, to change the duration of this contract equally to period of contract with Wilfred Genee and a term of notice of 6 months? What actually implies that we extend the term of notice from 3 till 6 months.
(...) Should we try to finalize the contract next week?
(…)”
2.10.
Nadat [appellant] op 26 juli 2014 aan Clinton had gevraagd om een reactie op zijn voorstellen heeft Clinton ( [C] ) per e-mail van 16 september 2014 aan [appellant] in
verband met het Clinton-concept het navolgende meegedeeld, voor zover relevant:
“(...) since we have been working together for almost one year right now, it is time for a joint evaluation. (...)
As we are very satisfied with your efforts and commitment as our advising agency in the Netherlands and we hope to continue our cooperation beyond the expiration of the discussed contract on 31st December 2014, we want to respond to the following
two issues prior to our meeting to proceed on a common ground:

1.Contract

Unfortunately, it took 4 months until we received a reaction to the contract draft we handed over to you (...) in the beginning of April (7th April 2014). Due to the intense preparation for fairs, retail meetings, other urgencies and also vacation periods on both sides, it so far hasn’t been possible to finalize our cooperation contract with you.
Referring to the annotations you sent [B] on 10th July, there is one thing that needs to be kept in mind; as we have discussed several times since the fair in January, the contract clearly defines that your work performed for CLINTON (...) is generally based on 3 working days a week and a fee of 5.000 EUR per month. As we are aware of the fact that there might be times where there is so much to do for the Dutch market that we need you to work for CLINTON more than these 3 days a week (...), the additional expenditure of time (...) needs to be announced in advance and briefly discussed and approved from both parties. Only such an extraordinary and approved additional expenditure of time for urgent purposes is the basis for the payment of the bonus fee of 2.500 EUR per month. (...) Therefore, a side letter with a different wording is not necessary.
(...)
§ 4 is a standard liability paragraph and fair for both parties (…).
§ 5.2 is not about working together with another advisor, but is focused on advertising performances in general. Of course, these performances can be provided by a third party, but this also applies to suppliers or other companies we want to collaborate with, (...). Therefore, we want to keep this paragraph, (...).
§ 8.1 As you know, our marketing budget is based on the yearly forecasts of the expected wholesale turnover and the number of shops in the specific country. To maintain planning flexibility for both contractual parties, (...), we keep the term of notice at 3 months, which is an absolutely fair and common proceeding and has never led to any problems or lack of confidence or mutual trust. (...)”
2.11.
Op 4 november 2014 heeft Clinton ( [B] ) aan [appellant] onder meer meegedeeld:
“(...) As our cooperation ends on 1st December 2014 and as we want to work together with you - whereas for budget reasons in a different way - we’d like to have an appointment with you here in Hoppegarten as fast as possible. The following agenda is scheduled for that:
1. Clarification of the open invoices
2. Cooperation from 1 st of December 2014 on
(…)”
2.12.
Na een bijeenkomst van [appellant] en Clinton heeft [appellant] per e-mail van
13 november 2014 aan Clinton ( [B] en [C] ) onder meer geschreven, voor zover relevant:
“(…)
It was good to see you again, as always! But I was shocked of the news you told me, I always had the idea that we would intensify our working together.
Nevertheless, what I also understand, that it’s not so much of not willing to work together, but that it’s given because of a budget problem. Due to the fact that realized turnover doesn’t compel to the forecast. (...)”
2.13.
Per e-mail van 2 december 2014 heeft Clinton ( [B] ) aan [appellant] onder meer
geschreven:
“(...)
b) As also expressed personally, we would like to emphasize again that we want to continue working together with you. After our meeting it nonetheless should have become clear that from December on, we cannot continue our business partnership on the same financial level on which we proceeded in the last 12 months. (...)”
Vervolgens heeft [B] in deze e-mail uiteengezet dat Clinton in Nederland voornamelijk wil gaan focussen op aanwezigheid op social media (facebook, Twitter en Instagram) en dat ze het opzetten en bijhouden van hiervan graag aan [appellant] zou willen uitbesteden tegen betaling van een vergoeding van € 700,- per maand.
2.14.
Op 8 december 2014 heeft [appellant] aan Clinton ( [B] ) bericht, voor zover van
belang:
“(…)
It’s very nice to read that you’d like to continue our cooperation and I can ensure you that this is entirely mutual. (...) But what a pity that you can’t agree on my proposal and that we need to find a different form to continue our cooperation. (...)”
2.15.
Op 10 december 2014 heeft Clinton ( [B] ) aan [appellant] meegedeeld, voor zover
relevant:
“thank you for your feedback on the proposal we sent you last week. Generally spoken, we met two times in the last two months to discuss on which basis to continue our cooperation after the end of our contract. Especially in the last meeting we had here in Hoppegarten, we clearly pointed out again that the contractual advised period of cooperation will end at the end of November, that therefore, December is not covered anymore in the agreement and that we will come up with a proposal for you to continue from 1st December 2014 on an adjusted level. (...)”
2.16.
Per e-mail van 12 december 2014 heeft [appellant] aan Clinton ( [C] , met
kopie aan [B] ) meegedeeld, kort gezegd, dat hij het voorstel van Clinton van 2 december 2014 niet accepteert en dat hij Clinton houdt aan de overeenkomst "also for the period of December 1st 2014 until December 1st 2015”. In dat verband wijst [appellant] erop dat volgens artikel 8 lid 1 beëindiging alleen mogelijk is wanneer sprake is van een schriftelijke opzegging 3 maanden voor 1 december 2014, maar dat hij geen schriftelijke opzegging heeft ontvangen, reden waarom hij de maandelijkse vergoedingen van € 5.000,00 zal factureren.
Tevens heeft [appellant] zich bereid verklaard de overeengekomen werkzaamheden te
verrichten.
2.17.
Clinton ( [C] ) heeft hierop per e-mail van 16 december 2014 aan [appellant] geschreven:
“with reference to your mail from last Friday, please note the following:
1) With regret we noticed that you didn’t accept our offer from December 2, 2014 (...)
2) Therefore, from December 1, 2014 on, there will be no further cooperation between [ [appellant] ] and [Clinton]. Contrary to your reference to article 8 paragraph 1, please note that there is no contractual basis to refer to.
3) (...)”

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd dat Clinton wordt veroordeeld tot betaling van € 60.000,- (12 x € 5.000,-) met wettelijke rente vanaf
31 december 2014, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten met wettelijke rente en de nakosten. Hieraan heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat Clinton toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten en dat [appellant] recht heeft op vergoeding van de schade die hij als gevolg daarvan heeft geleden, bestaande uit de gederfde maandelijkse inkomsten.
3.2.
Clinton heeft gemotiveerd verweer gevoerd, inhoudende dat geen overeenkomst over verlenging van de samenwerking tot stand is gekomen. De rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft bij vonnis van 9 mei 2018 de vordering van [appellant] afgewezen, overwegend dat de mondelinge overeenkomst die partijen hebben gesloten inhoudt dat [appellant] werkzaamheden voor Clinton zou verrichten van 1 december 2013 tot 1 december 2014, tegen betaling van een vergoeding van € 5.000,- per maand en € 2.500,- voor meerwerk mits geaccordeerd. Deze overeenkomst houdt niet tevens in dat deze stilzwijgend met een jaar wordt verlengd wanneer deze niet drie maanden voor het einde van de looptijd wordt opgezegd. Anders dan [appellant] leest de rechtbank in de e-mail van [appellant] van 10 juli 2014, met de daarin voorgestelde wijzigingen, ook geen aanvaarding van het Clinton-concept, noch ligt de overeenstemming over een overeenkomst zoals neergelegd in het Clinton-concept besloten in de gedragingen van partijen.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Omdat Clinton gevestigd is in het buitenland, dient het hof ambtshalve vast te stellen of de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is en of Nederlands recht van toepassing is.
4.2.
Het hof stelt, net als de rechtbank in het bestreden vonnis, ambtshalve vast dat hem rechtsmacht toekomt in deze zaak, op grond van artikel 7 lid 1 van de van toepassing zijnde Brussel I-bis Verordening (1215/2012). Hierin wordt bepaald dat ten aanzien van vorderingen op grond van verbintenissen uit overeenkomst bevoegd is het gerecht van de plaats waar die verbintenissen zijn of moeten worden uitgevoerd. [appellant] verstrekte zijn diensten aan Clinton vanuit [A] , en dit maakt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van deze zaak.
4.3.
De door de rechtbank vastgestelde toepasselijkheid van het Nederlandse recht is in appel niet bestreden.
Omvang hoger beroep
4.4.
In hoger beroep vordert [appellant] vernietiging van het vonnis van 9 mei 2018 van de rechtbank en alsnog toewijzing van zijn vordering, met veroordeling van Clinton in de kosten van beide instanties. Door [appellant] zijn hiertoe zes grieven geformuleerd tegen het vonnis van 9 mei 2018. Met deze grieven wordt het geschil in volle omvang voorgelegd aan het hof, die het daarom opnieuw zal beoordelen. De grieven zullen daarbij gezamenlijk worden behandeld.
Het geschil
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een overeenkomst van opdracht (niet zijnde een agentuurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:428 e.v. BW) tot stand is gekomen die inhield dat [appellant] van 1 december 2013 tot 1 december 2014 werkzaamheden voor Clinton zou verrichten. Het geschil gaat erover of onderdeel van die overeenkomst vormde de afspraak dat de samenwerking na 1 december 2014 automatisch zou worden verlengd met een periode van een jaar, wanneer deze samenwerking niet voordien door één van beide partijen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden zou zijn opgezegd.
4.6.
Nu [appellant] zijn vordering tot doorbetaling van zijn maandelijkse vaste vergoeding van € 5.000,- voor het jaar dat begint op 1 december 2014 baseert op deze afspraak, is het aan [appellant] om voldoende onderbouwd te stellen en zo nodig te bewijzen dat deze afspraak door partijen is gemaakt. [appellant] heeft ter onderbouwing van zijn stelling aangevoerd: (i) dat hij met Clinton mondeling overeenstemming heeft bereikt over de essentialia van de overeenkomst van opdracht (de werkzaamheden, de vergoeding, de looptijd en de beëindiging), waarbij over de beëindiging is afgesproken dat de looptijd van een jaar automatisch zou worden verlengd wanneer deze niet werd opgezegd met een termijn van drie maanden; ii) dat die essentialia, waaronder deze afspraak, zijn vastgelegd in het Clinton-concept dat daarnaast nog enkele bijkomende kwesties regelde en (iii) dat dit concept door [appellant] ook is aanvaard, aangezien hij overeenkomstig dat concept heeft gewerkt; in zijn
e-mail van 10 juli 2014 heeft hij slechts op ondergeschikte punten afwijkende voorstellen gedaan.
4.7.
Clinton betwist dat partijen een automatische verlenging en een opzegtermijn van drie maanden zouden zijn overeengekomen. Clinton voert daartoe aan dat partijen voorafgaand aan 1 december 2013 alleen enkele mondelinge afspraken over werkzaamheden en vergoeding hebben gemaakt over de periode tot 1 december 2014, vooruitlopend op een nog te sluiten schriftelijke overeenkomst. Een voorstel voor die overeenkomst heeft Clinton gedaan op 7 april 2014. Dat voorstel heeft [appellant] echter nooit aanvaard, zoals blijkt uit zijn e-mail van 10 juli 2014. Clinton betwist dat er in januari 2014 verdere mondelinge afspraken zijn gemaakt.
4.8.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door Clinton heeft [appellant] naar het oordeel van het hof niet voldaan aan zijn stelplicht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.9.
[appellant] heeft wisselend verklaard over het tijdstip waarop de afspraak waar hij zich op beroept is gemaakt. In eerste aanleg heeft [appellant] ter comparitie verklaard dat hij op
16 januari 2014 in Berlijn met [B] de looptijd van de overeenkomst met de opzegtermijn van drie maanden heeft afgesproken. In hoger beroep is in de memorie van grieven –uitdrukkelijk – het standpunt ingenomen dat deze afspraak al vóór 1 december 2013 was gemaakt en tijdens de comparitie in hoger beroep is door de advocaat van [appellant] weer het standpunt ingenomen dat de afspraak op 16 januari 2014 is gemaakt. Desgevraagd heeft hij verklaard dat het niet correct in de memorie van grieven staat, maar een verklaring daarvoor is niet gegeven. Dat doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de stelling van [appellant] dat de afspraak is gemaakt.
4.10.
De stelling dat het Clinton-concept alleen een uitwerking zou betreffen (en daarmee het bewijs is van het bestaan) van reeds gemaakte afspraken, volgt niet uit de inhoud van het Clinton-concept. Dat omvat veel meer dan alleen de uitwerking van de volgens [appellant] reeds gemaakte afspraken. Het concept kan daarom niet worden beschouwd als het document waarin de overeenkomst (met opzegtermijn) al is vastgelegd, maar moet worden gezien als een aanbod tot het sluiten van een (nadere) overeenkomst.
4.11.
De stelling van [appellant] dat hij het concept heeft aanvaard (en dat er aldus een overeenkomst tot stand is gekomen) kan evenmin worden gevolgd. De e-mail van
10 juli 2014 bevat voorstellen tot wijziging van verschillende punten die niet van ondergeschikte aard zijn. Integendeel, verschillende van die voorstellen hebben zelfs betrekking op punten die [appellant] zelf als essentialia beschouwt, zoals – nota bene – de opzegtermijn en de beloning. Dat het slechts om suggesties zou gaan voor aanpassing van reeds overeengekomen onderdelen van de overeenkomst, volgt niet uit de inhoud van die
e-mail, noch uit de reactie van Clinton daarop van 16 september 2014. Na die e-mail heeft [appellant] ook niet aan Clinton laten weten dat hij alsnog met het Clinton-concept instemde.
4.12.
In het licht van het voorgaande valt op dat [appellant] zich pas in december 2014, nadat Clinton de samenwerking al had opgezegd, is gaan beroepen op die opzegtermijn. De verklaring die hij daarvoor heeft gegeven, te weten dat hij Clinton niet gelijk in verlegenheid wilde brengen, overtuigt niet. Niet valt in te zien waarom [appellant] daar niet op kon wijzen als het was overeengekomen. Dat doet (verdere) afbreuk aan zijn stelling dat die opzegtermijn zou zijn afgesproken.
4.13.
Dat [appellant] ook na 7 april 2014 zijn werkzaamheden is blijven voortzetten duidt er op zichzelf nog niet op dat partijen wél waren overeengekomen wat [appellant] stelt. Die werkzaamheden konden ook verricht blijven worden op grond van summiere afspraken die partijen mondeling al voor december 2013 hadden gemaakt. Daarbij wordt opgemerkt dat als partijen toen al zouden zijn overeengekomen dat een opzegtermijn van drie maanden gold, niet inzichtelijk is gemaakt waarom [appellant] die termijn niet heeft vermeld in het door hem opgestelde concept van 4 december 2013.
4.14.
De conclusie is dat [appellant] zijn stelling dat partijen een automatische verlenging van de looptijd behoudens een opzegtermijn van drie maanden zijn overeengekomen, onvoldoende heeft onderbouwd. De aangevoerde feiten zijn daartoe onvoldoende concreet en concludent. Zij bieden, ook in onderlinge samenhang beschouwd, dus geen grondslag voor toewijzing van de vordering jegens Clinton. Nu [appellant] op dit punt niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, is voor nadere bewijslevering geen plaats. Overigens is het bewijsaanbod van [appellant] op dit punt ook onvoldoende concreet, waar het betreft de feiten waar het aanbod op ziet, zodat het hof hem ook om die reden niet tot het leveren van bewijs zal toelaten.
4.15.
Het hof komt aldus, de zaak opnieuw beoordeeld hebbend, tot dezelfde conclusie als de rechtbank, namelijk dat de vorderingen van [appellant] worden afgewezen.
5. De slotsom
5.1.
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Clinton zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.978,-
- salaris advocaat
€ 3.918,-(2 punten x tarief € 1.959,-)
Totaal € 5.896,-

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad van 9 mei 2018;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Clinton vastgesteld op € 1.978,- voor verschotten en op € 3.918,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm, J.H. Kuiper en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 april 2020.