Uitspraak
1.[appellante1] ,
2. [appellant2] ,
3. [appellant3] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
€ 133.521,- aan [appellanten] c.s. geschonken.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
€ 131,- zonder betekening in conventie of reconventie, € 205,- zonder betekening in conventie en reconventie tezamen en verhoogd met € 68,- in geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis en, voor het geval betaling niet binnen die termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten te rekenen vanaf die termijn van voldoening.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroepUitleg huwelijkse voorwaarden/schuld in rekening-courant
De stelling van [appellanten] c.s. dat de afwikkeling van de nalatenschap niet door professionals is gedaan en dat daardoor niet altijd is gekozen voor de juiste bewoordingen, kan mede in het licht van het voorgaande niet tot een ander oordeel leiden.
Verder betrekt het hof bij zijn oordeel dat [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld dat de in het testament vermelde legaten aan de kinderen van [appellanten] c.s. pas in mei dan wel juni 2013 op uitdrukkelijk verzoek van [appellanten] c.s. zijn uitgekeerd en dat [appellanten] c.s. pas na de hiervoor genoemde handelingen, ruim negen maanden na het overlijden van erflaatster, een verklaring van beneficiaire aanvaarding hebben ondertekend. Hieruit volgt dat [appellanten] c.s. zich voorafgaand aan de beneficiaire aanvaarding in augustus 2013 ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam hebben gedragen, waarmee naar het oordeel van het hof vaststaat dat [appellanten] c.s. de nalatenschap van erflaatster zuiver hebben aanvaard, wat er verder ook zij van de stelling van [appellanten] c.s. dat erflaatster haar juwelen op haar het sterfbed heeft weggegeven zodat deze niet tot de nalatenschap behoren.
Dat [geïntimeerde] in de procedure op grond van artikel 4:149 BW tegenover de rechtbank heeft verklaard dat er geen schuldeisers van de nalatenschap zijn, kan mede in het licht van het voorgaande niet tot een ander oordeel leiden.