ECLI:NL:GHARL:2020:3163

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
200.268.519/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ambtshalve beslissing kantonrechter in bewindszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de moeder en de vader ambtshalve zijn ontslagen als bewindvoerders en een opvolgend bewindvoerder is benoemd. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, betwist de bevoegdheid van de kantonrechter en stelt dat deze zich ambtshalve onbevoegd had moeten verklaren en de zaak had moeten verwijzen naar de rechtbank Limburg, waar zij en de rechthebbende sinds 2016 wonen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de relevante stukken en correspondentie in overweging genomen.

De moeder heeft drie grieven ingediend, waarbij de eerste betrekking heeft op de bevoegdheid van de kantonrechter, de tweede op haar ontslag als bewindvoerder en de derde op de schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter op de hoogte was van het actuele adres van de rechthebbende in Limburg en dat de moeder en de vader niet hebben geïnformeerd over hun verhuizing. De kantonrechter heeft ambtshalve een beslissing genomen over de bevoegdheid, wat volgens het hof niet in strijd is met de wet, aangezien hoger beroep tegen beslissingen omtrent relatieve bevoegdheid is uitgesloten.

Het hof heeft het beroep van de moeder op de onbevoegdheid van de kantonrechter verworpen en de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De beslissing is genomen door een collegiaal hof en is op 14 april 2020 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.268.519/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7880453)
beschikking van 14 april 2020
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.B.G. Gelissen te Sittard.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de rechthebbende] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de rechthebbende,

2.[de vader] ,

verblijvende te Zweden,
verder te noemen: de vader,

3.[de opvolgend bewindvoerder] ,

gevestigd te [B] ,
verder te noemen: [de opvolgend bewindvoerder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, (hierna: de kantonrechter) van
24 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 25 oktober 2019;
- een journaalbericht van mr. Gelissen van 12 november 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Gelissen van 14 november 2019 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Gelissen van 28 november 2019 met productie(s).
2.2
Bij brief van 21 januari 2020 heeft het hof alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zich uiterlijk 4 februari 2020 schriftelijk uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter. Daarbij heeft het hof kenbaar gemaakt voornemens te zijn de beslissing hierover zonder mondelinge behandeling te nemen. De moeder en [de opvolgend bewindvoerder] hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Zij hebben het hof ook laten weten dat zij instemmen met een schriftelijke afdoening op het punt van de bevoegdheid van de rechtbank.

3.De omvang van het geschil

3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de moeder en de vader ambtshalve ontslagen als bewindvoerders en [de opvolgend bewindvoerder] als opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
24 juli 2019. Grief 1 ziet op de bevoegdheid van de kantonrechter, grief 2 op het ontslag van de moeder als bewindvoerder en grief 3 op de schending van het beginsel van hoor en wederhoor. De moeder verzoekt:
1. haar hoger beroep gegrond te verklaren;
2. de bestreden beschikking te vernietigen;
3. de moeder opnieuw te benoemen als bewindvoerder over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende.

4.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid van de kantonrechter (grief 1)
4.1
De moeder is van mening dat de kantonrechter vanwege de woonplaats van de rechthebbende onbevoegd was de rekening en verantwoording op te vragen, alsmede om haar en de vader als bewindvoerders van de rechthebbende te ontslaan. De moeder stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter zich ambtshalve onbevoegd had dienen te verklaren en de zaak had moeten verwijzen naar de rechtbank Limburg, locatie Roermond.
4.2
Gebleken is dat de rechthebbende (en de moeder) in 2016 is (zijn) verhuisd van [C] , gelegen in de provincie Groningen, naar [A] , gelegen in de provincie Limburg, en aldaar en sindsdien staat (staan) ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Het eerste verzoek van de kantonrechter aan de bewindvoerders om rekening en verantwoording af te leggen dateert van voor die verhuizing, te weten 21 januari 2013.
Uit de stukken blijkt niet dat de moeder en/of de vader in hun hoedanigheid van bewindvoerder(s) de kantonrechter over die verhuizing hebben geïnformeerd. Evenmin blijkt dat zij op enig moment aanleiding hebben gezien de kantonrechter te vragen het dossier over te dragen naar de kantonrechter in Limburg. Wat wel vast staat is dat de kantonrechter in ieder geval op 11 februari 2019, en dus ook ten tijde van de bestreden beschikking, bekend was met het actuele adres van de rechthebbende in Limburg.
4.3
De kantonrechter heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak een ambtshalve beslissing genomen over een kwestie die al geruime tijd gaande was. In juli 2012 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld. Vanaf januari 2013 heeft de kantonrechter tevergeefs getracht de bewindvoerders te bewegen tot het afleggen van rekening en verantwoording over het door hen gevoerde bewind. Verder heeft de kantonrechter de bewindvoerders voor een gesprek en ter zitting opgeroepen om nadere inlichtingen te verstrekken, maar zijn zij niet verschenen. Ook had de kantonrechter vraagtekens bij de bevoegdheid van de moeder om als bewindvoerder te mogen optreden in verband met het mogelijk niet voldoen aan de daaraan gestelde eisen. De kantonrechter heeft daarom op grond van gewichtige redenen ontslag verleend aan de bewindvoerders. Hij heeft daarbij geen aanleiding gezien de kwestie eerst over te dragen aan de kantonrechter in het arrondissement waar de moeder en de rechthebbende nu wonen.
Hoewel de Aanbevelingen meerderjarigenbewind, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht op 7 september 2018, onder I 2. bepalen dat indien de betrokkene verhuist naar een gemeente die onder de bevoegdheid van een andere rechtbank valt, de kantonrechter niet langer bevoegd is en het dossier dient over te dragen aan de wel bevoegde kantonrechter, is duidelijk dat hieruit geen absolute verplichting voortvloeit. De Aanbevelingen strekken immers tot uitgangspunt, maar daarvan kan in bijzondere gevallen worden afgeweken. Bovendien staat in I 4. dat de kantonrechter in een complex dossier kan bepalen dat het dossier niet wordt overgedragen.
Verder geldt dat hoger beroep tegen beslissingen omtrent relatieve bevoegdheid door artikel 270 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt uitgesloten. In genoemd artikel wordt dit weliswaar slechts geregeld voor beslissingen over de relatieve bevoegdheid die genomen zijn na een zodanig verweer (of na een verwijzing), maar niet valt in te zien waarom in zaken waarin ambtshalve een beslissing wordt genomen wel hoger beroep ten aanzien van de relatieve bevoegdheid mogelijk zou zijn. Het hof is dan ook niet bevoegd de bestreden beschikking op deze grond te vernietigen. Evenmin is er aanleiding om de zaak te verwijzen. Grief 1 faalt. De zaak zal voor het overige worden aangehouden en op een nader te bepalen zittingsdatum of schriftelijk, wanneer de belanghebbenden dat vanwege de coronamaatregelen prefereren, worden behandeld.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het beroep van de moeder op de onbevoegdheid van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen;
houdt iedere overige beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
C. Koopman, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 14 april 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.