Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.[de rechthebbende] ,
2.[de vader] ,
3.[de opvolgend bewindvoerder] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De omvang van het geschil
4.De motivering van de beslissing
Hoewel de Aanbevelingen meerderjarigenbewind, vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht op 7 september 2018, onder I 2. bepalen dat indien de betrokkene verhuist naar een gemeente die onder de bevoegdheid van een andere rechtbank valt, de kantonrechter niet langer bevoegd is en het dossier dient over te dragen aan de wel bevoegde kantonrechter, is duidelijk dat hieruit geen absolute verplichting voortvloeit. De Aanbevelingen strekken immers tot uitgangspunt, maar daarvan kan in bijzondere gevallen worden afgeweken. Bovendien staat in I 4. dat de kantonrechter in een complex dossier kan bepalen dat het dossier niet wordt overgedragen.
Verder geldt dat hoger beroep tegen beslissingen omtrent relatieve bevoegdheid door artikel 270 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt uitgesloten. In genoemd artikel wordt dit weliswaar slechts geregeld voor beslissingen over de relatieve bevoegdheid die genomen zijn na een zodanig verweer (of na een verwijzing), maar niet valt in te zien waarom in zaken waarin ambtshalve een beslissing wordt genomen wel hoger beroep ten aanzien van de relatieve bevoegdheid mogelijk zou zijn. Het hof is dan ook niet bevoegd de bestreden beschikking op deze grond te vernietigen. Evenmin is er aanleiding om de zaak te verwijzen. Grief 1 faalt. De zaak zal voor het overige worden aangehouden en op een nader te bepalen zittingsdatum of schriftelijk, wanneer de belanghebbenden dat vanwege de coronamaatregelen prefereren, worden behandeld.