4.4Op zijn beurt is de man met tien grieven in incidenteel hoger beroep gekomen en verzoekt de bestreden beschikking met uitzondering van de punten 4.1, 4.3 en 4.5 van het dictum van de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
te bepalen dat de vrouw in deze procedure alle relevante informatie met betrekking tot haar vermogenspositie over dient te leggen, zodat deze meegewogen kan worden bij het bepalen van haar behoeftigheid aan partneralimentatie;
naar goede justitie en rekening houdend met hetgeen de man zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ten aanzien van behoefte, draagkracht en verdiencapaciteit naar voren heeft gebracht een bijdrage van de man aan de vrouw in haar kosten van levensonderhoud vast te stellen, niet hoger dan € 3.635,- bruto per maand;
te bepalen dat de vrouw binnen 14 dagen na de in deze te wijzen beschikking haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking dient te verlenen aan het verkopen en leveren van de woning met toebehoren, staande en gelegen aan de [a-straat 1] te [A] , alsmede te bepalen dat, indien de vrijwillige medewerking van de vrouw uitblijft ook nadat haar een redelijke termijn van 14 dagen is gesteld om deze alsnog te verlenen, de beschikking van het hof in de plaats zal treden van de van de vrouw vereiste medewerking aan zowel verkoop als levering;
te bepalen dat aan de vrouw de gelegenheid toekomt om uiterlijk binnen een maand na de datum van de beschikking van het hof aan te tonen dat zij in staat is de volledige eigendom van de woning over te nemen en de op de woning rustende hypotheeklening elders dan bij [I] BV te financieren;
te bepalen dat de eigendom van de tweede garage die kadastraal is toegevoegd aan de [a-straat 1] en voorheen behoorde bij [a-straat 2] , inclusief de bij die garage oorspronkelijk behorende ondergrond (te verifiëren aan de hand van de kadastrale gegevens van destijds), uitsluitend de man toebehoort, zodat hem de (verkoop)waarde van dit onderdeel van de onroerende zaak [a-straat 1] geheel toekomt, waarbij de verkopend makelaar c.q. (bij overname van de woning door de vrouw) een door partijen gezamenlijk aan te wijzen makelaar bindend advies zal uitbrengen over het deel van de verkoopprijs c.q. waarde van de woning dat deze garage betreft en de man dit bedrag bij de overdracht van de woning aan de koper dan wel de vrouw rechtstreeks via de notaris uitgekeerd dient te krijgen;
te bepalen dat aan de man een vergoedingsrecht toekomt ter zake zijn investeringen in de echtelijke woning aan de [a-straat 1] te [A] ten bedrage van € 71.247,- (te weten de schenkingen van zijn ouders ad NLG 109.592,12 + NLG 25.015,- en zijn eigen betaling van NLG 22.400,- aan de keuken), te vermeerderen met de overige investeringen die de man in de woning heeft gedaan ad € 91.869,77;
te bepalen dat de man het hiervoor genoemde bedrag van € 71.247,- + € 91.869,77 mag verhalen op de verkoopopbrengst van de woning, verminderd met de waarde van de tweede garage c.a. die geheel aan de man toekomt en verminderd met de hypotheekschuld, waarna het resterende deel tussen partijen bij gelijke helften zal worden verdeeld, alsmede te bepalen dat indien de hiervoor bedoelde (per saldo-) verkoopopbrengst van de woning onvoldoende zal zijn om de vordering van de man op te verhalen dan wel indien de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, hij zich bij voorrang mag verhalen op de overige positieve vermogensbestanddelen die tot het te verrekenen vermogen behoren, alsmede te bepalen dat indien ook die ontoereikend zijn om de vordering van de man op te verhalen, de man een vordering op de vrouw zal hebben voor de helft van het (resterende) bedrag, welke vordering door de vrouw dient te worden voldaan binnen 14 dagen na de datum van de in deze door het hof te wijzen beschikking;
te bepalen dat aan de man uit hoofde van de schenking op 10 juli 2002 een privé vermogen toekomt ad € 50.000,-;
te bepalen dat de man het bedrag ad € 48.658,80 ter zake door zijn ouders betaalde rente over schuldig erkende schenkingen, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag, op de vrouw te vorderen heeft uit hoofde van door hem voor haar betaalde vermogensbelasting, die voor haar eigen rekening had moeten komen;
te bepalen dat aan de man een privé vermogen toekomt van NLG 77.981,61 ter zake zijn vermogen bij aanvang van het huwelijk van partijen op zijn Robeco/Roparcorekening met nummer [00001] , zoals blijkt uit productie 45 van de zijde van de man, overgelegd in eerste aanleg;
te bepalen dat de vrouw aan de man ter zake de factuur van de firma [J] een bedrag van € 800,- dient te vergoeden en dat zij, voor zover zij dat nog niet heeft gedaan, de resterende 33% van de factuur van de firma [J] voor eigen rekening dient te nemen;
te bepalen dat het meerwerk, zoals gefactureerd door de firma [K] , geheel voor rekening van de vrouw komt en dat het resterende bedrag door ieder van partijen gelijkelijk dient te worden gedragen.
Aanvullend verzoekt de man het hof (blijkend uit de brief bij het journaalbericht van 20 januari 2020 van mr. Van Wijk):
- te bepalen dat de indexering over de vast te stellen alimentatie wordt uitgesloten;
- te bepalen dat aan de man een regresvordering toekomt ter grootte van het voor de vrouw
aan premies betaalde bedrag over de genoemde periode.