In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 maart 2020 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep wegens het niet tijdig betalen van griffierecht. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 november 2018. Het Hof had eerder, op 9 april 2019, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. Belanghebbende heeft verzet aangetekend, stellende dat hij de aangetekende brief met de betalingsverplichting niet had ontvangen. Het Hof heeft vastgesteld dat de brief op 25 februari 2019 was afgeleverd, maar er was geen bewijs van ontvangst. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat belanghebbende in verzuim was. Het Hof oordeelde dat het verzet gegrond was, en dat de eerdere uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer verviel. De zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs van ontvangst bij het niet tijdig betalen van griffierecht.