ECLI:NL:GHARL:2020:2859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
200.249.019
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onjuiste rechtspersoon gedagvaard in zorgovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], die in eerste aanleg als eiseres in conventie en verweerster in reconventie optrad. De zaak betreft een geschil over een zorgovereenkomst die [appellante] heeft gesloten met Chiqcare Zorgexploitatie B.V. [appellante] heeft de zorgovereenkomst met Aanzien op 3 januari 2014 opgezegd, maar heeft een factuur van Aanzien voor individuele begeleiding in januari 2014 getekend. Vervolgens is er een persoonsgebonden budget (pgb) aan [appellante] toegekend, waarvan een deel niet verantwoord is, wat leidde tot een vordering van Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. tot betaling van € 500,00. [appellante] heeft in verzet gegaan en Chiqcare Zorgexploitatie en Aanzien in vrijwaring opgeroepen. De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

In hoger beroep vordert [appellante] vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en toewijzing van haar vorderingen. Het hof behandelt eerst het verweer van Chiqcare Zorgexploitatie dat de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard. Chiqcare Zorgexploitatie stelt dat [appellante] nooit een overeenkomst heeft gesloten met hen, maar met Chiqcare Woonzorg B.V. Het hof overweegt dat beide rechtspersonen verschillende entiteiten zijn en dat [appellante] niet voldoende heeft aangetoond dat Chiqcare Zorgexploitatie tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.249.019
(zaaknummer rechtbank 6414956 AC EXPL 17-45051)
arrest van 7 april 2020
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante in het hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. N.P. van Dijk,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ChiqCare Zorgexploitatie B.V.,
gevestigd te Soest,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres reconventie,
hierna: Chiqcare Zorgexploitatie,
advocaat: mr. A.C. de Kanter.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 8 januari 2019.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte overlegging producties van Chiqcare Zorgexploitatie, met vijf producties;
- het proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 25 maart 2019;
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
1.3
Vervolgens zijn de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten en het geschil in eerste aanleg

2.1.
[appellante] werd vanaf 2012 begeleid door Fier!Friesland met een streven naar begeleid wonen. Op 3 maart 2013 is zij geplaatst bij Het Aanzien B.V. (hierna: Aanzien) in 24-uurs opvang. [appellante] heeft de zorgovereenkomst met Aanzien op 3 januari 2014 (mondeling) opgezegd. Aanzien heeft – gelet op de geldende opzegtermijn van een maand – de opzegging geaccepteerd tegen 1 februari 2014.
2.2.
Bij factuur van 21 januari 2014 heeft Aanzien een bedrag van € 2.286,58 bij [appellante] in rekening gebracht voor individuele begeleiding in de maand januari 2014. Deze factuur is door [appellante] voor akkoord getekend.
2.3.
Op 10 januari 2014 is [appellante] verhuisd naar het adres [a-straat 1] .
2.4.
Aan [appellante] is voor het kalenderjaar 2014 een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend van € 27.273,05 netto. Bij de definitieve toekenningsbeschikking van 5 december 2015 is beslist dat [appellante] daarvan een bedrag van € 2.537,95 niet heeft verantwoord en
dat zij dit bedrag dient terug te betalen aan Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (hierna: Zilveren Kruis).
2.5.
De gemachtigde van Zilveren Kruis heeft [appellante] gedagvaard tot betaling van € 500,00. Zilveren Kruis heeft haar vordering tot dit bedrag beperkt om haar moverende redenen. [appellante] is bij vonnis van 28 december 2016 bij verstek veroordeeld tot betaling van € 500,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente en tot € 227,23 aan proceskosten.
2.6.
Bij dagvaarding van 27 juni 2017 is [appellante] in verzet gegaan en heeft zij verzocht om Chiqcare Zorgexploitatie en Aanzien in vrijwaring te mogen oproepen. Dat is bij vonnis in incident van 27 september 2017 toegestaan.
[appellante] voerde – voor zover hier van belang en kort samengevat – aan dat zij een zorgovereenkomst met Chiqcare Zorgexploitatie heeft gesloten. [B] was door Chiqcare Zorgexploitatie voorgesteld als budgetcoach en [B] was degene die de relevante formulieren invulde. [appellante] tekende bij het kruisje. Het is dus aan Chiqcare Zorgexploitatie te wijten dat zij [appellante] niet heeft gewezen op de opzegtermijn van één maand, zodat uiteindelijk voor die maand het pgb wordt teruggevorderd, aldus – steeds – [appellante] .
Chiqcare Zorgexploitatie heeft op haar beurt een vordering in reconventie ingesteld, die – kort gezegd – zag op achterstallige huurbetalingen over 2015.
2.7.
Bij vonnis waarvan thans beroep van 21 maart 2018 (in hoofdzaak en vrijwaring) besliste de kantonrechter in de hoofdzaak dat de toekenningsbeschikking van 5 december 2015 formele rechtskracht heeft en is het bedrag van € 500,00 aan hoofdsom daarom toegewezen.
2.8.
In de vrijwaringszaak vordert [appellante] –voor zover in hoger beroep nog relevant- hoofdelijke veroordeling van Aanzien en Chiqcare Zorgexploitatie om aan [appellante] te betalen datgene waartoe [appellante] in de hoofdzaak tegen Zilveren Kruis zou worden veroordeeld. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen. Ook de vordering in reconventie is afgewezen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
De vrijwaringsvordering in eerste aanleg, zoals die is ingesteld door [appellante] , ziet op een vordering van € 500,00. Desondanks is [appellante] ontvankelijk in het hoger beroep, omdat de vorderingen in eerste aanleg in conventie en reconventie tezamen een waarde van meer dan € 1.750,00 vertegenwoordigen (artikel 332 lid 3 Rv).
3.2.
In hoger beroep vordert [appellante] vernietiging van het vonnis van 21 maart 2018 in de vrijwaringszaak gewezen (rolnummer 6414956 AC EXPL 17-4051) en, opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellante] toe te wijzen [en Chiqcare Zorgexploitatie te veroordelen] om [appellante] te vrijwaren tegen het veroordelend vonnis in de hoofdzaak met zaaknummer: 6136986 AC EXPL 17-2723, met veroordeling van Chiqcare Zorgexploitatie in de kosten van beide instanties.
Tegen de afwijzing van de vordering in reconventie is niet geappelleerd.
Aanzien is niet gedagvaard, zodat de afwijzing van de vordering van [appellante] jegens Aanzien niet in appel is betrokken en niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
3.3.
[appellante] voert 11 grieven aan tegen het vonnis. Voordat het hof toekomt aan die grieven, zal het hof het verweer van Chiqcare Zorgexploitatie dat de verkeerde rechtspersoon is gedagvaard behandelen. Dat verweer is zowel in eerste aanleg (conclusie van antwoord, randnummer 5) als in hoger beroep (MvA randnummer 30 en volgende) gevoerd. Volgens Chiqcare Zorgexploitatie heeft [appellante] nooit een overeenkomst gesloten met Chiqcare Zorgexploitatie maar met de besloten vennootschap ChiqCare Woonzorg B.V. (hierna: Chiqcare Woonzorg). Zij heeft die stellingen onderbouwd met verwijzingen naar correspondentie van Zilveren Kruis en SVB bank. In reactie daarop heeft [appellante] verzocht om de in de dagvaarding genoemde partij te lezen als ChiqCare Woonzorg B.V. De kantonrechter heeft – zonder expliciet op het verweer of het verzoek te beslissen – de dagvaarding niet verbeterd gelezen en – op andere gronden – de vorderingen van en tegen Chiqcare Zorgexploitatie afgewezen.
3.4.
In hoger beroep heeft [appellante] weer uitsluitend Chiqcare Zorgexploitatie gedagvaard.
3.5.
Het hof overweegt als volgt. Chiqcare Zorgexploitatie en Chiqcare Woonzorg zijn twee verschillende en bestaande rechtspersonen. [appellante] betwist niet dat zij een zorgovereenkomst heeft gesloten met Chiqcare Woonzorg. Die rechtsverhouding met Woonzorg is de feitelijke basis van haar vorderingen: zij stelt dat het “ChiqCare”
als zorgverleneris geweest die Vierdag heeft voorgedragen als budgetcoach en die haar niet op de (gevolgen van de) opzegtermijn heeft gewezen. Weliswaar had [appellante] steeds te maken met de statutair directeur van Chiqcare Zorgexploitatie en Chiqcare Woonzorg, maar niet duidelijk is op basis waarvan zij mocht denken dat die statutair directeur niet alleen haar contractuele wederpartij Chiqcare Woonzorg vertegenwoordigde, maar ook namens Chiqcare Zorgexploitatie zou hebben gehandeld.
3.6.
[appellante] voert aan dat zij in eerste aanleg “
zich bij het dagvaarden in vrijwaring van geïntimeerde enkel laten leiden door de tenaamstelling “ChiqCare”.” Aan de overeenkomsten – die voorzien zijn van de tenaamstelling Chiqcare Woonvoorziening – kan, volgens [appellante] “
geen enkele juridische waarde[…]
worden toegekend” met betrekking tot de feitelijke rechtsverhouding tussen appellante en Chiqcare Zorgexploitatie. Die overeenkomst was slechts bedoeld voor het zorgkantoor. Bovendien maakt het voor de verantwoordelijke personen, met name de statutair directeur de heer [C] , niet uit welke BV is gedagvaard en is er geen sprake van benadeling, “
nu het bestuur van beide BV’s dezelfde zijn, de BV’s gelijkluidende namen hebben, beide zorggerelateerd zijn en het voor een consument niet te onderscheiden is welke BV er nu eigenlijk als contractspartij valt aan te merken, nu alle BV’s met de naam Chiqcare op hetzelfde adres waren ingeschreven.”
3.7.
Die stellingen zijn echter ten enen male onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat Chiqcare Zorgexploitatie tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen in de tussen [appellante] en Chiqcare Woonzorg gesloten zorgovereenkomst of dat Chiqcare Zorgexploitatie jegens [appellante] onrechtmatig heeft gehandeld. Ook voor vereenzelviging van beide rechtspersonen is onvoldoende gesteld. De omstandigheid dat sprake is van dezelfde bestuurder is daartoe immers onvoldoende. De vordering van [appellante] jegens Chiqcare Zorgexploitatie moet alleen al om die reden worden afgewezen.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat het bewijsaanbod van [appellante] niet ter zake dienend is omdat er geen, niet vaststaande, stellingen zijn die, indien zij wel zouden komen vast te staan, tot een andere beslissing zouden leiden dan blijkt uit de hiervoor staande overwegingen.

4.De slotsom

4.1.
De grieven kunnen niet leiden tot toewijzing van het gevorderde, zodat het bestreden vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden bekrachtigd.
4.2.
Gelet op het financiële belang van de zaak, de voorheen tussen partijen bestaande relatie van patiënte en zorgverlener en de wijze waarop beide partijen hebben geprocedeerd, wijkt het hof af van het liquidatietarief. De advocaatkosten begroot het hof daarom op (in totaal) € 300,00. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Chiqcare Zorgexploitatie zullen zodoende worden vastgesteld op:
- griffierecht € 726,00
- salaris advocaat € 300,00
4.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort) van 21 maart 2018, voorzover tussen [appellante] en Chiqcare Zorgexploitatie in vrijwaring gewezen;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Chiqcare Zorgexploitatie vastgesteld op € 726,00 voor verschotten en op € 300,00 voor salaris;
- veroordeelt [appellante] in de nakosten, begroot op € 157,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,00 in geval [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
- verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en P.M.A. de Groot-van Dijken, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.